c) Het personeel van de „versterkte" Hp.V.P.A. zal tengevolge
van de splitsbaarheid moeten worden uitgebreid met 1 brigadier-
korporaal-) ziekenverpleger en 3 hospitaalsoldaten bij den staf
van de afdeeling. Het aantal van 16 hospitaalsoldaten die bij
gebleken noodzaak bij de compagnieën worden ingedeeld ten
einde met het daarbij reeds aanwezige personeel (1 brigadier
korporaal)-ziekenverpleger en 1 hospitaalsoldaat) de verband-
ploegen te vormen ondergaat geen uitbreiding. Dit personeel
zal zich tijdens den marsch ophouden bij den gevechtstrein van
het bataljon en na de ontplooiing bij de compagnieën.
Bij den staf der Hp.V.P.A. zijn dus ingedeeld 2 officieren van
gezondheid, 2 brigadiers- of korporaals-ziekenverpleger en 6 hos
pitaalsoldaten. Als bestuurders der drie autoletten worden drie
hospitaalsoldaten aangewezen (die daartoe dus zullen moeten
worden opgeleid) de beide officieren van gezondheid vinden
een plaats naast den bestuurder der „geneeskundige" autoletten,
terwijl naast den bestuurder der „trein -autolette eén der hos
pitaalsoldaten gezeten is. De beide brigadiers-(korporaals-)
ziekenverpleger en de twee overige hospitaalsoldaten bewegen
zich per rijwiel voort.
Uit het voorgaande volgt, dat ieder der beide ingedeelde
officieren van gezondheid een taak heeft op de opgerichte hulp-
verbandplaats zelf, m.a.w. onder bepaalde omstandigheden zal
de jongste van hen niet naar voren kunnen gaan voor het op
sporen der gewondennesten en het verleenen van eerste hulp
in de voorste lijn [O.V.G.D. I, 56 (1)]. Ook zal hij onder die
omstandigheden geen toezicht kunnen houden op het werk der
transportploegen en evenmin zal hij leiding kunnen geven bij het
stelselmatig afzoeken van het gevechtsveld.
De beide laatste werkzaamheden zullen echter zonder bezwaar
kunnen worden opgedragen aan een daarvoor in te deelen ge
gradueerden ziekenverpleger (bijv. behoorend tot de Hp.V.P.A. of
tot de transportaf deelingterwijl het nadeel van het ontbreken
van eerste hulp in voorste lijn grootendeels zal worden onder
vangen door de omstandigheid, dat de hulpverleening door de
„versterkte" hulpverbandplaats sneller en meer naar voren zal
plaats hebben.
Het is niet ondienstig hier te wijzen op de door velen gehul
digde opvatting, dat de plaats van den officier van gezondheid
nooit op het gevechtsterrein zelf mag zijn. Weliswaar acht men
het voor het moreel der strijdende soldaten van belang, dat zij
den dokter in hun onmiddellijke nabijheid weten, doch dit voor
deel weegt niet op tegen het bezwaar van diens groote kwets
baarheid in voorste lijn de Fransche geneeskundige dienst heeft
op deze wijze in het begin van den wereldoorlog vele jonge
officieren van gezondheid verloren. Van Engelsche zijde spreekt
men zich met beslistheid uit tegen het noodeloos aan vijandelijk
277