8. UIT DE PERS.
A. In de Haagsche Post lazen wij eenige interessante be
schouwingen van Vice Admiraal b.d. Mr. J. C. Jager betreffende
de herbewapening ter zee van de groote mogendheden. Over
de gevechtswaarde van de verschillende typen artillerieschepen
voor de vloot zegt deze oudvlagofficier der Koninklijke Marine
o.m. het volgende
282
Daar kwam bij, dat het land van de Rijzende Zon zeer geheimzinnig
was wat den nieuwen vlootbouw betrof maar algemeen geloofde men, dat
het tot den bouw van schepen van 46.000 tot 50.000 ton zou overgaan, en
op dat vermoeden ging Amerika er toe over, zijn nieuwe schepen met
kanonnen van 40% cm te bewapenen. Duitschland, Frankrijk en Italië
voerden het geschut op tot een kaliber van 38 cm en alhoewel Engeland
zijn vijf nieuwe slagschepen nog met 35 cm geschut bewapent, zal het eerlang
ook tot een zwaarder kanon moeten overgaan, indien inderdaad blijkt, dat
de vermoedens omtrent de Japansche schepen juist zijn. Want nog altijd
blijft voor Londen het „second tot none" van kracht.
Cijfers.
De lezer, die deze getallen voor zich ziet en bedenkt, dat onze zeegaande
vloot in Indië thans geen zwaarder schepen telt dan drie lichte kruisers
van een kleine 7000 ton, terwijl de nieuwe ter vervanging van de „Sumatra"
ongeveer 8500 ton zal meten, en alle schepen met geen zwaarder geschut
dan 15 cm zijn bewapend, zal zich licht afvragen, wat toch de reden is,
dat men de slagschepen al grooter en grooter gaat maken en de oorspron
kelijke grens van 35.000 ton niet meer voldoende acht. Men kan dit in het
kort aldus verklaren, dat de tonnenmaat van een oorlogsschip voortvloeit
uit de eischen van bewapening, snelheid en bescherming, die men daaraan
stelt en men, als de drie eischen behoorlijk tot hun recht moeten komen, de
bewapening dus slechts kan opvoeren door het schip grooter te maken.
Wil men dezelfde tonnenmaat behouden, dan zal bij vergrooting van het
kaliber der kanonnen, het aantal daarvan belangrijk moeten worden ver
minderd. Wel zeer duidelijk is dit gebleken bij de „Zeven Provinciën", welk
schip oorspronkelijk vier kanonnen van 24 cm zou krijgen, die later door
slechts twee van 28 cm werden vervangen. Hoe grooter het kaliber, hoe
zwaarder het gewicht, niet alleen van het kanon zelf, maar van alles wat
daarbij behoort, opstelling, munitie enz. Enkele getallen zullen dit den lezer
duidelijk maken. De kanonnen van 15 cm op onze kruisers verschieten
projectielen van 45 kilogram gewicht, terwijl een kanon van 40 cm er een
van bijna 1000 kilogram verschiet. Men behoeft dus niet te vragen, hoe
groot het verschil in uitwerking zal zijn. Tegen gepantserde doelen zal het
eerste vrijwel werkeloos blijven, terwijl één enkele treffer van het zware
geschut den tegenstander buiten gevecht kan stellen.
De les van Von SPEE.
Daar komt nu nog een andere omstandigheid bij, die vooral na den
wereldoorlog van belang werd, omdat toen wel duidelijk is gebleken, dat
schepen, die over een zwakkere batterij van lichter kaliber beschikken,