B. Wij laten hier volgen de rede, door Generaal-Majoor G. J. Berenschot, Chef van den Generalen Staf van het Kon. N.-I. Leger op 14 December 1937 te 's-Hertogenbosch op den „Indië-dag", georganiseerd door de Ned. Maatschappij voor Nij verheid en Handel, uitgesproken. 283 feitelijk geen gevecht kunnen aanbinden met zwaarder bewapende schepen, aangezien de kans groot is, dat zij reeds buiten gevecht worden gesteld vóór nog hun geschut goed in actie komt. Een zeer sprekend voorbeeld is de zeeslag bij de Falklandseilanden geweest, waar het eskader van admiraal Von Spee door het vuur der Engelsche slagkruisers werd vernietigd, zonder dat het deze eenige schade van belang had kunnen berokkenen. Ook het ge vecht van den kruiser „Emden" tegen den zwaarder bewapenden Australischen kruiser „Sydney" levert daarvan een voorbeeld. De afstand, waarop een zeegevecht kan worden begonnen, neemt tce met de grootte van het kaliber van de vuurmonden en aangezien het er bij een artilleriegevecht vooral op aankomt, zoo vlug mogelijk ingeschoten te zijn en de eerste treffers op de tegenpartij te krijgen, vóórdat deze zijn vuur kan openen, zal degene die het verst kan schieten, in het voordeel zijn. Hoe grooter kaliber, hoe verder ook de dracht van het kanon, en deze omstandigheid verklaart wel allermeest, waarom men tot steeds grootere kanonnen overgaat. Met een kanon van 40 cm zou men het gevecht reeds op een afstand van veertig kilometers kunnen aanvangen De eerste klap Maar kan men op zee op een zoo grooten afstand zijn tegenstander wel zien en is het ook zonder dat mogelijk, treffers op het vijandelijk doel te brengen? Inderdaad zal het doel, dat men wil beschieten, dan geheel onder den horizon zijn, maar dan zullen de vliegtuigen, niet alleen voor de juiste verkenning van den vijand, maar ook voor de leiding van het geschutvuur uit de lucht, uitstekende diensten kunnen bewijzen, vooral ook door den grooten vooruitgang van de radiotelegrafie. Dit moge nu misschien nog eenigszins fantastisch klinken, maar men vergete niet, dat elke oorlog tot dingen heeft gebracht, waarop men te voren allerminst had gerekend. Wat reeds op kleine afstanden wordt toegepast, zal later op grootere eveneens mogelijk zijn. De eerste goede klap is ook in den strijd ter zee een daalder waard en als men zich afvraagt, waarom men de scheepskanonnen al grooter en grooter maakt, dan moet men wel tot de conclusie komen, dat het bovenal om dien eersten klap gaat. Mijnheer de Voorzitter, Heeren Genoodigden en Leden van de Neder- landsche Maatschappij voor Nijverheid en Handel. Aan het verzoek van de Besturen der Departementen Oost Noord-Brabant en Breda van de Nederlandsche Maatschappij voor Nijverheid en Handel, heden in Uwen kring te spreken over het Koninklijk Nederlandsch-Indische Leger en de defensie heb ik gaarne gevolg willen geven. Immers dat verzoek toont duidelijk Uwen wensch, over de grenzen van de economische vraag stukken hee(n te blikken naar de problemen van landsverdediging en weermacht. Het verzoek wijst mede uit, hoe bij U het besef levendig is, dat economie, politiek en defensie onderling verbonden zijn met schakels, welke niet ongestraft kunnen worden verbroken. Dat U heden Uw bijzondere aandacht wilt schenken aan het Koninklijk Ned.-Ind. Leger, het deel van de weermacht, dat gewoonlijk hier te lande buiten den kring der beschouwingen valt, wordt door mij en in Indië voorzeker door velen met mij ten zeerste gewaardeerd.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1938 | | pagina 77