286 worden „voor het tegenwoordige", dat is dus in 1927, beschouwd Tarakan en Balikpapan. Verder wordt in het Regeeringsstuk de financiëele grens omschreven voor de bedragen, welke jaarlijks voor land- en zeemacht gezamenlijk mogen worden besteed, terwijl eerst in de laatste paragraaf het volgende wordt bepaald „indien Ned.-Indië ondanks het ernstig pogen om buiten den oorlog te „blijven, daarin toch betrokken wordt, zal de aanwezige weermacht met de „voorhanden middelen zich zoo goed mogelijk tegen elke bezetting van „ons gebied verzetten, in afwachting van den steun, die ons mocht worden „verleend". Het zal U niet zijn ontgaan, dat eerst aan het slot uiting wordt gegeven en dan nog op bescheiden wijze aan den wil tot verdediging van eigen gebied. Deze richtlijnen dragen wel zeer duidelijk het stempel van het tijdperk, waarin zij werden vastgesteld. Men had destijds een groot vertrouwen op den invloed, die van den Volkenbond zou uitgaan, op toepassing van het beginsel der collectieve veiligheid. Men had zich uitsluitend ingesteld op de mogelijkheid van oorlog tusschen groote mogendheden, waarbij voor onze weermacht de handhaving van de neutraliteit als voornaamste taak zou zijn weggelegd. De mogelijkheid van gewelddadige schending van onze onzijdigheid achtte men slechts aan wezig ten opzichte van Soerabaia, Tandjong Priok en de zoo kwetsbaar gelegen oliewinningsgebieden in Oost Borneo. Vandaar het besluit, deze objecten door het leger te doen verdedigen. In de overige gebiedsdeelen van den Archipel oordeelde men slechts in de territoriale wateren eenvoudige gevallen van neutraliteitsschending waar schijnlijk, waartegen de marine zou kunnen waken, en waarbij geen sterke machtsontwikkeling vereischt zou zijn en de medewerking van het leger zou kunnen worden ontbeerd. Vandaar de zeer beperkte taak, voor de landmacht zoowel als voor de zeemacht. De vraag, of deze gedachten gang reeds in de toenmalige verhoudingen niet te optimistisch was, moge ik in het midden latenzij doet thans niet ter zake. Wij weten allen, dat na 1927, het jaar waarin de zooeven besproken grond slagen werden vastgesteld, veel in de wereld is veranderd. De economische, zoowel als de politieke verhoudingen hebben een sterke wijziging ondergaan. Ook de samenstelling der weermachten toont belangrijke afwijkingen van die in 1927, niet in het minst door de vooraanstaande plaats, welke aan het luchtwapen is ingeruimd. Duidelijk spreekt dit onder meer uit het, dezer dagen in de dagbladen gereleveerde feit, dat in Engeland, de bij uitstek maritieme mogendheid, het budget van de luchtmacht (88 millioen ponden sterling) zeer dicht dat van de zeemacht (102 millioen) nadert. Ook voor Ned.-Indië staan derhalve de zaken geheel anders dan tien jaren geleden ik behoef daarover in dezen kring niet lang uit te weiden. De hoop op verwezenlijking van het idee collectieve veiligheid behoeft men niet geheel op te geven, doch men mag voorshands niet daarop bouwen. Wij hebben nu geleerd, dat conflicten kunnen ontstaan tusschen een mach tigen en een zwakken staat en dat laatstgenoemde geen steun krijgt van anderen. Wij hebben voorts gezien dat gebieden, welke niet of slecht worden verdedigd, de begeerte opwekken van naar expansie strevende naties, en dat deze zich niet met een kleine winst tevreden stellen. Er is derhalve aanleiding te over, bij het toepassen van de defensiegrond slagen thans niet den nadruk te leggen op de neutraliteitshandhaving, maar op de zooeven door mij aangehaalde slotparagraaf, waarin wordt gezegd, dat de weermacht zich tegen pogingen tot bezetting van ons grondgebied met de voorhanden middelen zal verzetten. Er is voorts aanleiding, beter gezegd noodzaak, die middelen te vermeerderen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1938 | | pagina 80