301 een gedeelte tot het operatieve luchtleger behoort. Het meerendeel van deze lichte bommenwerpers is bestemd om ter beschikking te worden gesteld van de legercommandando's. Het operatieve gebruik van den bommenwerper is neergelegd in het in 1935 verschenen R. voorschrift „Taktik der leichten und schweren Bombenwaffe" Von XX geeft daarna een overzicht van hetgeen dit voorschrift voorschrijft t.a.v. het gebruik van lichte bommenwerpers. Daar deze toestellen in hoofd zaak zijn bestemd om ter beschikking te worden gesteld van de legercom- mando's worden zij als regel ingezet tegen dln.. welke zijn gelegen op afstanden van 100 tot 300 km van het front. Deze dln. zijn le. de vij.lu.str.km. 2e. de vij. verbindingslijnen 3e. het vij. etappegebied. De inzet van de li. bommenwerpers geschiedt bij voorkeur bij dag (dln. gemakkelijker te vinden dan 's nachts, massale inzet mogelijk, uitwerking van het bombardement meestal onmiddellijk vast te stellen). In verband hiermede moeten deze toestellen goede vliegeigenschappen hebben en een sterke bewapening teneinde met kans op succes het luchtgevecht te kunnen voeren. De bomaanval zelf wordt als regel door verschillende patn. of afdn. uit verschillende richtingen kort na elkaar uitgevoerd. De vk. der dln. (afmetingen, ligging, bouwwijze enz.) geschiedt z.m. door afzonderlijke vk.vlgn. De cdt. moet er echter steeds op bedacht zijn dat de vk. door de li. bommenwerpers zelf moet geschieden. Voor het vliegklaar maken van de bommenwerpers moet in den zomer op 2 en in den winter op 3 uur worden gerekend. De toestellen worden in patn. of afdn. aan de grenzen of in de hoeken van het vliegveld onder kunstmatige dekkingen z.m. zoodanig opgesteld dat zij van daar onmiddellijk kunnen starten of zich op hoogstens 30 a 35 m van de startplaats bevinden. Wanneer de toestellen van hun opstellingsplaatsen onmiddellijk kunnen starten, kan, wanneer zij vliegklaar zijn, in den zomer na 10 en in den winter na 20 min. na ontvangst van het bevel worden gestart. Moeten zij eerst naar de startplaats taxiën dan worden deze getallen 20 en 30 min. Bij het vliegen naar het dl. (de nadering) worden groote plaatsen z.v.m. vermeden terwijl er naar gestreefd moet worden geen groote wegen en spoorlijnen te volgen of te kruisen. Bij voorkeur wordt daarom gevlogen over beboscht of moerassig terrein. Gebied waarboven luchtafweer-vuur van den grond is te verwachten wordt z.m. met den wind in den rug gepas seerd waarbij het verband een geopende formatie aanneemt met de patn. in gesloten formatie. De afstand tuschen de pat.cdtn. bedraagt dan 120150 m, terwijl de patn. met een onderling hoogteverschil van 150 a 200 m omhoog of van 300 a 400 m omlaag vliegen. Het splitsen in patn. of afdn., die het dl. kort achter elkaar uit verschillende richtingen zullen aanvallen, meet geschied zijn op 12 a 20 km van het dl., bij groote ver banden op een afstand van 20 a 30 km. Steeds worden de bomaanslagen fotografisch vastgelegd. Onmiddellijk nadat de bommen zijn afgeworpen draaien de patn. of afdn. van den vliegkoers af en vergrooten de snelheid z.m. ten koste van de hoogte. Nadat bij de terugvlucht het eigen front is gepasseerd wordt de hoogte langzamerhand verminderd waardoor de wg. door vij. waarnemers in de lucht wordt bemoeilijkt en deze niet onnoodig opmerkzaam worden gemaakt op de eigen vliegvelden. Is bescherming noodig dan geschiedt deze z.m. door bommenwerpers, die geen bommen meenemen doch een grooten voorraad mitr. munitie aan boord hebben. Is het noodzakelijk een maximum bommenlast op het dl. af te werpen, waarvoor alle bommenwerpers moeten worden ingezet, dan moet de bescherming worden overgenomen door jagers.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1938 | | pagina 95