verkeersweg door den Khaiberpas had, tot het sluiten van een overeenkomst tusschen de Engelschen en enkele groepen van den Zakkakhelstam, welke groepen in ruil voor ongestoorde toelating tot het rechtstreeks bestuurde gebied beloofden af te zien van het verleenen van toevlucht aan misdadigers en van samenwerking met vijanden van het Britsche gezag, aan welke overeenkomst de betrokken groepen zich tot het uitbreken van den tweeden Afghaanschen oorlog in het algemeen wel hebben gehouden. Luttele jaren daarop gaf de derde verkeersroute (door den Gomalvallei) aanleiding tot afwijken van het beginsel van strikte onthouding van inmenging. Ter bestraffing van de her haalde aanslagen op die verkeersroute alsmede van een aanval op Tank werd in 1860 de eerste strafexpeditie tegen Waziristan uitgezonden. De troepen rukten van Tank over Kanigoeram, Makin (welke plaats werd verwoest) en Razmak naar Bannoe hoewel de Mahsoeds werden getuchtigd, onderwierpen zij zich niet en namen de aanslagen hand over hand toe, hetgeen een der oorzaken is geworden van het geleidelijk verlaten van de eens zoo belangrijke handelsroute. De toestand bleef dus onbevredigend, hetgeen Sir John Law rence, Onderkoning in 1864, de noodzaak deed bepleiten van een „close border policy, tempered by expeditions". Twee jaren later ving Sandeman zijn werkzaamheden aan in het gebied aan de zuidelijkste route tusschen Voor-Indië en Afghanistan, den weg van Boven-Sind via het huidige Quetta naar Kandahar, alwaar in 1866 het gezag van de hoofden op bedenkelijke wijze achteruitging. Wel verre van zich afzijdig te houden, verstevigde Sandeman dit gezag waarna hij overging tot het zoeken van aanraking met de hoofden van de over de grens levende stammen. Vervolgens nam hij, waar mogelijk, de bevolking in dienst en stelde hij het vrije grensverkeer in voorts bezocht hij de verschillende stammen, alleen begeleid en beschermd door de hoofden, terwijl hij ten slotte zijn standplaats verlegde naar mate hij een bepaald gebied onder zijn invloed wenschte te brengen. Zijn wijze van optreden, gebaseerd op „peace and goodwill", had succes, doch droeg, hoewel de Britsch-Indische regeering haar oogluikend toeliet, niet steeds de goedkeuring weg van de provinciale bestuurders van Sind en van den Pendjaab, die voor verwikkelingen vreesden. Zijn invloed strekte zich intusschen niet uit tot het gebied van den zelfstandigen Khan van Kalat, die door de ligging van zijn rijk de Z. wegen van Perzië en Afghanistan naar India beheerschte. Zoowel m.h.o. op den handel als voor de verde diging van de Voor-Indische bezittingen was het voor Engeland van het hoogste belang, dat de vorst niet alleen met dit rijk op goeden voet verkeerde, doch mede, dat in zijn gebied orde en rust heerschten. 324

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1938 | | pagina 14