Terugkeerende naar den Khaiberpas valt vast te stellen, dat de reeds vóór den tweeden Afghaanschen oorlog ingetreden periode van onrust een einde had gemaakt aan den aldaar heer- schenden toestand van betrekkelijke veiligheid. Nadat tijdens genoemden oorlog deze pas en de Koeramvallei geheel door legertroepen waren bezet en bij het in 1879 met den Emir gesloten vredesverdrag van Gandamak was vastgesteld, dat „the British Government will retain in its own hands the control of the Khyber and MichniPasses, which lie between Peshawar and Jalalabad Districts, and of all relations with the independent tribes of the territory directly connected with these Passes", werd van mili taire zijde m.h.o. op het belang van beide opmarschwegen voor de landsverdediging aangedrongen op handhaving van de bezet ting. Met de beweegreden instemmende, besliste de regeering echter anders t.a.v. de wijze van uitvoering. De bezetting van de Koeramvallei werd geleverd door de bevolking, die zich vrij willig onderwierp aan een min of meer rechtstreeksch bestuur, terwijl zulks in den Khaiberpas voorbij Landi Kotal zou geschieden door de Afridi's, met wie het reeds op blz. 576 in I.M.T. 1937, Nr. 7, vermelde verdrag werd gesloten. De plaatselijke hulp troepen kregen onderscheidenlijk den naam Kuram Militia en Khaiber Rifles bij de oprichting van laatstgenoemd korps werd een groote rol gespeeld door den Chief Political Agent te Pes- jawar, kol. Sir Robert Warburton, die door Nevill een groot Afridi-kenner wordt genoemd en op grond van zijn ervaringen tot de slotsom was gekomen, dat men de stammen wel met de wapenen zou kunnen bedwingen doch met geld meer zou kun nen bewerken (Zooals wij reeds eerder opmerkten, bleken de Zakka Khels echter „onomkoopbaar"). Hetgeen werd vermeld omtrent het optreden van Sandeman in het Z. en werd aangehaald uit het vredesverdrag van Gan damak toont, hoezeer de aanvankelijk gehuldigde politiek van non interference reeds in het gedrang was geraakt. In Baloe- tsjistan werd daarmede voortgegaan in 1881 keurde de Onder koning goed, dat Sandeman overging tot annexatie van Pesjin en Siki, twee rijkjes die, ten N. van Quetta gelegen, in naam de suzereiniteit van den Emir erkendennadat geleidelijk ook het aangrenzende gebied ten N.W. van de Zhob en Z. van de Gomal onder rechtstreeksch bestuur was gebracht, werd in 1889 de huidige toestand bereikt. Het jaar daarop kreeg Sir Robert op- 326 rest nog slechts Waziristandit gebied is inderdaad niet op eenvoudige wijze af te sluiten daar met name het N.-Z. verloopende deel van de rijksgrens nu eens de bergruggen volgt, dan weer deze loodrecht kruist een terreinafscheiding vair overeenkomstige waarde als de Zhob of de Bori en Koendar, waarnaar de grenzen in 'het Z. geleidelijk zijn vooruitgeschoven, valt in Waziristan niet aan te wijzen, b Michni ligt op de administratieve grens en aan de Kaboelrivier.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1938 | | pagina 16