Moet het nu als een toeval worden beschouwd, dat met het dreigender worden van de buitenlandsche agressie de Daurs in de Tochivallei in N.- en de Wana Wazirs in Z. Waziristan tusschen 1892 en 1894 steeds dringender beden richtten tot de Britsch-Indische regeering om onder haar bestuur te worden gesteld Indien dit inderdaad alleen aan het toeval moet worden toegeschreven, is de samenloop van omstandigheden wel hoogst merkwaardig, te meer omdat genoemde stammen hun verzoeken grondden op de voortdurende bedreiging door de Mahsoeds, wier stamhoofden ongeveer te zelfder tijd te kennen gaven, de een of andere vorm van politieke controle gaarne te zullen zien ingesteld. Hoe het zij, eind 1893 sloot Sir Mortimer Durand te Kaboel met den Emir het demarkatieverdrag dat een einde zou maken aan alle grensdisputen. Inmiddels was men na veel geharrewar in 1894 tot een besluit gekomen omtrent de wijze, waarop de route door de Gomalvallei zou worden beveiligd het resultaat was een compromis tusschen de partij, die zulks wilde bereiken door het leggen van bezettingen in de vallei (waardoor tevens aansluiting werd gekregen met de postenketen langs de Zhob), en van hen, die voor genoemd doel het plaatsen van garnizoen noodig achtten ten N. daarvan met name langs de Sjahoer, zulks op grond van de overweging, dat de aanslagen op de verbinding juist werden gepleegd door de N. van de Gomal wonende stammen. Ten slotte werd besloten tot bezetting van Moertaza, Spinkai, Kadjoeri Katsj, Wana, Sarwakai, Jandola en Tank alsmede enkele tusschengelegen plaatsen. Legeruitbreiding mocht daarvan niet het gevolg zijn, zoodat de garnizoenen slechts door het leger werden geleverd in afwachting van de vervanging door de op te richten korpsen (in den geest van de reeds vermelde Khaiber Rifles, de Koeram en de Zhob Militia). De dienstneming in bedoelde hulpkorpsen zou de bevolking tevens in zekere mate schadeloos stellen voor het verlies van haar inkomsten, welke voorheen voortvloeiden uit het heffen van schattingen en het plegen van aanslagen op de karavanen. Wana werd voorloopig vrij sterk bezet, nml. door 2 inh. batn. inf., 1 inh. reg. cav. en 1 bij., van welke troepen de helft dienst deed als dekking voor de in de omgeving arbeidende grensregelingcommissie. Haar werkzaamheden, de gelijktijdige legering van garnizoenen en de daarmede gepaard gaande aanleg van wegen deed bij de bevolking de meening postvatten, dat blijvende bezetting in het voornemen lag dat zulks niet het geval was moge daaruit blijken, dat de regeering voor de geheele politieke controle jaarlijks niet meer dan 100.000 roepies beschik baar stelde waarvan slechts 35.000 roepies voor het onderhoud van de troepen hetgeen aanleiding gaf tot de in het historisch overzicht van de krijgsverrichtingen behandelde opstanden en expedities, na afloop waarvan men ondanks de opgedane 328

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1938 | | pagina 18