de hulp van eenige slecht gewapende stammen met succes den strijd voerde tegen het Britsche Rijk. In Sjiras was Sir Percy's positie weinig benijdenswaardig. De beide voornaamste stamhoofden, de vorst der Kasjgai'sSouiet ed Doule, en die der Khamseh's Kwamam oei Moelk, hielden zich van de Engelschen afzijdigen hoewel zij onderling groote meeningsverschillen hadden, kon Sykes hen voorloopig niet voor zich winnen. In de stad heerschte als Perzisch Gouverneur de Engelschgezinde maar door de bevolking gehate prins Ferman Farma en te midden van deze onrustige bevolking bereidden vooral de in Sjiras verzamelde Duitsche en andere gevangenen den Britschen generaal veel zorg. Hij besloot daarom hen weg te voeren en over te leveren aan de Russen in Ispahan. Dertien Duitschers, 2 Zweden, 29 Oostenrijkers, 8 Turken en 12 Afghanen werden nu op transport gezet naar het Noorden. Sir Percy had nu wat meer vrijheid gekregen, waarvan hij gebruik maakte om met den machtigen Souiet ed Doule te onder handelen wat voorloopig tot een voor beide partijen vrij vage overeenkomst leidde. Zoo verliep rustig de rest van het jaar 1917 en kwam 1918 met zijn machtige gebeurtenissende verovering van Bagdad door de Engelschen, de Turksche nederlagen in Palestina en de ineenstoring van het Russiche Rijk. In het najaar had Waszmusz zijn kwartier verplaatst van Ahram naar Kazeroen, vanwaar hij zich in verbinding stelde met de nationale elementen in Sjiras. Een succesvolle actie onder de South Persia Rifles, welke door de Regeering in Teheran nog steeds niet als Persische troepenmacht waren erkend, veroor zaakte massale deserties, vooral op de buitenposten. Dit leidde weer tot Britsche represailles, zooidat de verhouding tusschen Perzen en Engelschen met den dag bitterder werd. Eindelijk gelukte het Waszmusz om den lang gehoopten alge- meenen opstand in Sjiras te doen uitbreken. Souiet ed Doule, wiens weifelende houding bij zijn stamgenooten meer en meer verzet opriep, besloot den strijd tegen de Engelschen in Sjiras op te nemen. De eigenlijke oorzaak was een op zich zelf weinig belang rijk feitin Mei 1918 was de onder een Engelsch officier staande bezetting van den buitenpost Khan i Senian (op 1 dagmarsch W. van Sjiras) tegen een deel van Soulet's stam de Deresjoeli opgetreden als straf voor gepleegde roofovervallen daarbij waren vee en tenten in beslag genomen en ook 8 vrouwen en kinderen gevangen gezet. Souiet eischte nu van den Gouverneur prins Ferman categorisch de vrijlating der gevangen genomen stam leden; maar op Sykes' raad weigerde Ferman rechtuit. Dit was het begin van een opstand, welke het Britsche gezag in Perzië aan den rand van een débacle bracht. Wij vestigen nu de aandacht op Soulet's proclamatie aan zijn stammen, waarin het luidt 312

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1938 | | pagina 2