moeten denken, zooals in de figuur ook is geschied. Bovendien zijn, om het overzicht te vergemakkelijken, dezelfde hoogte- en azimutlijnen getrokken. Ook wanneer we voorloopig de bewerking van het nomogram buiten bespreking laten, zouden we een uitvoerig onderzoek kunnen instellen naar alle factoren, in- en uitpasfouten, en den invloed ervan op het eindresultaat. Dit zou ons echter veel te ver voeren. Onze slotsom zou moeten luiden, dat de nauwkeurig heid in hoofdzaak bepaald wordt door de grootte der azimutschaal. Deze schaal immers overspant 1050 %0, of 60°, weliswaar weinig meer dan de hoogteschaal, doch we hebben reeds gezien, dat een hoogtefout als regel slechts ten deele in het eindresultaat tot uiting komt. Breiden we nu het nomogram B uit, in de schaal waarin het is geteekend, tot 54° hoogte, en laten we de uitbreiding links van de verticale as, die bij dit nomogram noodzakelijk is, buiten beschouwing, dan berekenen we, dat de hoogte 54° op 46 cm boven den oorsprong 0 komt te liggen, en het azimut van 60° op 29,2 cm hiernaast. Het veld van teekening is nu echter 59.3 cm lang gewordenbrengen we dit op dezelfde maat als het nomogram A heeft (42 cm) terug, dan zou dit azimutsverschil van 60° gelegen zijn in een interval van 20,6 cm. Bij nomogram A daarentegen is het 43 cm groot. Wel een bijzonder groot verschil! Bovendien bemerken we bij het nomogram B (bij de tegen woordige grootte en het beperkte hoogtebereik)dat de nauw keurigheid in de rechterbovenhoek vermindert. Bij grootere hoogten wordt deze ongunstige factor in zeer belangrijke mate versterkt, doordat de ellipsvormige azimutlijnen hier elkaar al meer en meer naderen en sterk gebogen zijn. Dat het nomogram B beperkt is tot 30° hoogte vindt zijn oorzaak dan ook niet in het feit, dat metingen bij grootere hoogten onmogelijk goed zouden kunnen zijn, doch in de omstandigheid, dat het nomogram voor die gevallen uitermate ongeschikt wordt. Er moest dan ook van worden afgezien, dit nomogram voor de artillerie om te werken. Zouden we, omgekeerd, nomogram A beperken tot 30° hoogte, met gelijktijdige schaalvergrooting der velden I en II, dan zouden we eveneens constateeren, dat dit nomogram belangrijke nauw keuriger is dan B. Gebruik van het nomogram. In beide nomogrammen moet geïnterpoleerd worden tusschen lijnenscharen. Een schaar van rechte lijnen kan geteekend worden, of desgewenscht vervangen worden door een gelijke becij fering der overeenkomstige eindpunten. De gebruiker heeft dan in elk voorkomend geval de benoodigde lijn te trekken door deze eindpunten te verbinden. Dit geeft echter iets meer werk en is 362

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1938 | | pagina 52