toen naar Keulen, dat toenmaals door de Engelschen was bezet
en waar hij weer in de gevangenis kwam ten slotte werd hij
met verontschuldigingen voor de vergissing den 19 September
1919 vrijgelaten
Tsjagodek.
Bij het einde van den wereldoorlog had Engeland in Perzië
een bijna onbeperkten invloed gekregen. Om zich dezen in de
toekomst te verzekeren sloot de Britsche Regeering in 1919 met
den toenmaligen Sjah een overeenkomst, welke naar de letter
Perzië nog als souverein land erkende, maar in feite een protec
toraat beteekende. Dat verdrag moest echter nog de goedkeuring
van het parlement verwervenen omdat de publieke opinie
zich meer en meer tegen een dergelijke voogdij verzette, werd
de ratificatie steeds weer uitgesteld. In 1921 werd dan eindelijk
de ratificatie van het Verdrag voor de Volksvertegenwoordiging
gebrachtmaar juist op tijd voerde de Kolonel van de Kozak-
kenbrigade, Resah Khan (de tegenwoordige Sjah), een staats
greep door. Met 3000 kozakken rukte hij op naar Teheran, bezette
de hoofdstad en stuurde de Engelschgezinde Regeering naar huis.
Resah Khan werd Minister van Oorlog in een hem toegewijd
Kabinet, dat onmiddellijk een reeds in het geheim voorbereid
verdedigend verbond sloot met de Sovjet-unie en het verdrag met
Engeland verwierp. In dat jaar (1921) was Engeland nog een
besliste vijand van de Bolsjewieken en omdat men het niet op
een gewapend conflict met de Russen wilde laten aankomen,
trok Engeland al zijn troepen uit Perzië terug en had dit land
uiteindelijk toch zijn volledige zelfstandigheid herkregen.
Waszmusz was na zijn terugkeer in Duitschland bij het
Departement van Buitenlandsche Zaken tewerkgesteld waar hij
de Perzische kwesties moest behandelen. Maar deze man van den
daad kon op den duur geen vrede vinden in dat bureauleven
wel was hem een post in het buitenland in uitzicht gesteld, maar
de financiën van de Duitsche Republiek waren zoo ernstig
geschokt, dat meer betrekkingen in het buitenland werden opge
heven dan er werden ingesteld. Voorloopig kwam er dus niets
van.
De langzame ineenval van zijn land, tegen het einde' van den
oorlog en daarna, had hij niet meegemaaktvan het door hem
bewonderde vroegere Keizerrijk was weinig meer over, en het
Berlin van die dagen een afschuwelijke parodie op de Rijkshoofd
stad die hij had gekend.
Van zijn trouwe vrienden uit Perzië kreeg hij voortdurend
brieven, welke hem bewezen, dat men nog steeds zeer aan hem
hechtte. Hij wist, dat de stamhoofden in het Zuiden nog vergoe
dingen van de Duitsche Regeering moesten krijgen, doch die niet
aan hen waren uitbetaald, omdat de verbinding met het Moeder-
317