391 de aanvaller kan inzetten, weerstand te bieden. Daar men vooruit niet weet, welk onderdeel wèl en welk niet in terreinen zal komen waar pant- seraanvallen kunnen worden verwacht, moet de organisatie zóó elastisch zijn, dat de afweermiddelen gemakkelijk op de juiste plaats kunnen worden geconcentreerd. 7. Op grond van zijn meening „dasz die Panzerabwehr, wenn sie taktisch wohl durchdacht, gut geleitet und mit ausreichenden Mitteln ausgestattet ist, jedem Panzerar.griff überlegen ist", wil S. het pantservraagstuk voor Duitschland niet oplossen door het aanschaffen van vewn., doch door een goeden pantserafweer. De afweer. 8. De afweer tracht men te verkrijgen door indeeling van pag. bij de inf. en door het stellen van een pag.afd. ter beschikking van den div.cdt. De vraag of men op dezen weg verder moet gaan door ook pag. bij de art. en overige onderdeelen, welke zich achter de voorste mf. bevinden, in te deelen, beantwoordt S. ontkennend, omdat bij een dergelijke gelijk matige indeelihg geen rekening wordt gehouden met de plaatselijke behoef ten i.v.m. het terrein, en de aanvallende vewn. tegen verschillende zwakke echelons pag. stooten i.p.v. tegen één sterk echelon. 9. Achtergehouden pag. afdeelingen zullen in den regel niet tijdig kunnen ingrijpen daar het dikwijls om minuten gaat. Waar zal de aanval op het lange front plaats hebben en kan hij niet plotseling uit een nevelwolk te voorschijn komen? 10. Het hiervorenvermelde systeem is niet bestand tegen een modernen pantseraanval. De pantserafweer moet in de hand van de hooge cdtn. minstens div.cdtn. worden gehouden. 11. Aan een divisie mag geen breeder front ter verdediging worden aangewezen, dan waarop zij in staat is met haar pag. een vew.aanval te keeren. De hoeveelheid in te deelen pantserafweermiddelen moet zoo groot zijn, dat dit front 6 km kan bedragen. Sterkte der div.pag. troepen. 12. Per regiment blijven de 12 pag. behouden. Deze zijn noodig, wanneer een reg. een zelfstandige opdracht krijgt, terwijl zij overigens met de div. pantserafweermiddelen samenwerken. 13. Per divisie a. 1 pag. regiment, bestaande uit 3 afdeelingen van 3 batterijen van 4 stukken (kal. 6.5 tot 7.5 cm) en 2 stukken van 10 cm totaal 54 stukken b. 1 pantserjagerbataljon, bestaande uit 3 oien. a 15 pantserjagers met totaal 45 stukken (kaliber 6 cm). 14. De cdt. der pantserafweertroepen heeft de onder 12 genoemde een heden onder zijn bevelen. Hij adviseert den div.cdt. op dezelfde wijze als de art.cdt. en regelt, overeenkomstig de bevelen van den div.cdt., den afweer. Hij bepaalt de vakken der pag. onderdeelen de betrokken vak.cdtn. regelen het inzetten van het geschut c.q. van de pantserjagers in bijzonder heden en zorgen voor de samenwerking met het pag. van het regiment. In uitzonderingsgevallen kunnen onderdeelen t.b.v. de infanterie worden gesteld. Deze S. verkondigt in lid 7 een theorie, welke wel niet zal worden aan vaard. Hoewel wij inderdaad den indruk krijgen, dat de vewn. tegen een goed georganiseerde verdediging een zware taak wacht, mogen wij niet vergeten, dat altijd de mogelijkheid blijft bestaan dat de vij. door omstandig heden niet in staat is geweest een goede verdediging te organiseeren. Een zuivere passieve houding, zooals S. aanbeveelt, heeft trouwens nog nooit tot de overwinning gevoerd.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1938 | | pagina 83