394
worden genoemd het aanvallen in samenwerking met vewn., de nachtaanval,
de aanval onder dekking van gas en rook, het oprollen van een stelling.
In het slot van het artikel merkt S. terecht op, dat, indien de inf. eenmaal
beschikt over eigen middelen om zich door de laatste 300 m heen te werken,
men toch altijd de noodzakelijkheid zal blijven voelen, om berichten (voor
namelijk doelaanwijzingen) over te brengen van de voorste lijn naar die
middelen (zware inf. wapens). Hij acht het gewenscht, dat in het bataljon
beschikt wordt over volkomen gelijke schetsteekeningen, waarin reeds z.v.m.
doelen zijn ingeteekend en die als basis moeten dienen van de verdere
berichtenwisseling. Aan de hand van de op de gelijkvormige schetsteeke
ningen aangegeven nummers zouden dan de aanvragen om steun van de
zware wapens d.m.v. eenvoudige optische signalen met vlaggen worden
overgeseind. De vlaggen zouden tevens dienstbaar zijn te maken aan het
herkennen van de eigen troepen door over hen heen (tusschen hen door)
vurende art. en mitrn. Hoewel eenige behartenswaardige wenken bevattend,
maakt het arttikel niet den indruk, een afdoende oplossing van het probleem
der laatste 300 m te hebben gegeven.
La Revue d'Infanterie, Jan. '38.
"L'Organisation et la manoeuvre des petites unites d'infanterie"geeft, als
kroniek der buitenl. tijdschriften, een overzicht van de wijzen, waarop deze
materie in verschillende legers is geregeld, dan wel in verschillende
tijdschriften wordt gepropageerd. Na een samenvattende behandeling van
de groep en de sectie in verscheidene Eur. legers, worden nader beschouwd
de D., Zwits., Eng., It. en Am. opvattingen. Onderkend wordt het streven
om de inf. mobieler te maken met behoud, c.q. verhooging van de vuurkracht,
vooral v.w.b. krombaanvuur. Men wenscht allerwege de „retour a la
manoeuvre" en verwacht dit van de inf., welke men, onder het motto
„voorwaarts", van slaaf der zware bewapening wederom tot koningin van
het slagveld wil maken. De Fr. overzichtschrijver vraagt zich af, of men
bij dit streven niet wat te veel rekening houdt met hetgeen men wenscht
en wat te weinig met hetgeen men in den wereldoorlog heeft ondervonden.
Opmerking verdient, dat de in het artikel gegeven cijfers inzake indeeling
en bewapening hier en daar niet volkomen betrouwbaar lijken.
Militar Wochenblatt, 1938, nr. 30.
De rubriek „Heere-Flotten-Lujtwajjen" vermeldt als ingevoerd in Dene
marken 3,7 cm injanteriegeschut, type „Ik" van Bofors.
Het is een semi-autom. kanon op spreidaffuit, voorzien van een schild en
luchtbanden. De verplaatsing geschiedt door de bediening dan wel door
aanspannen aan den munitievoorwagen, getrokken door één paard. Gewicht
in stelling 335 kg. De Vo is niet bekend, doch zou door een bijzonderen vorm
van het proj. tot op ongeveer 1000 m afstand zoo goed als niet verminderen.
Hierdoor en door een speciale harding van den kop van het proj. zou een
buitengewoon pantserdoorborend vermogen zijn verkregen.
Deutsche Wehr, 10 Febr. '38.
In een verhandeling over ,$Ladsen-Machinegeweren" wordt een beschou
wing gewijd aan de volgende verschijnselen
a. het verdringen van den (zwaren) mitr. van het geweerkaliber door een
verbeterden li.mitr., die door de affuitage schiettechnisch nauwelijks
achterstaat bij den zw.mitr.
b. de ontwikkeling van den zw.mitr. tot een mitr. van groot kaliber en/of
geschut van klein kaliber, zoodat hij voor bestrijding van vewn. en
luchtdoelen bruikbaar is.
Behandeld worden aan de hand van platen
de li.mitr. met en zonder li. affuit het 20 mm kanon op li. veldaffuit met