400 deskundig acht een dergelijken gedachtengang zien ontwikkelen. Wij achten dit punt te belangrijk om het niet met enkele woorden nader te bespreken. Evenals S. wenschen ook wij het Indische defensie-probleem te bezien uit den gezichtshoek, dat men zich bij het in beschouwing nemen van de weer machtsmiddelen zal hebben te realiseeren, welke gevaren er dreigen en in welken vorm en omvang de bedreigingen vermoedelijk tot ons kunnen komen, waarbij tevens het financiëele aspect de draagkracht van het Land in het oog gehouden zal moeten worden. Het in de Defensiegrond slagen van 1927 op den voorgrond stellen van de handhaving van de neutra liteit was gegrond op de toen in 1927 dus bestaande krachtsverhou dingen in den Pacific. Door de bepalingen van het Verdrag van Washington in 1922, tot beperking der maritieme bewapening, was de vlootsterkte van de Groote Mogendheden zoodanig vastgesteld, dat in het Pacific-gebied waarin ook Ned.-Indië is gelegen een evenwicht van krachten zou bestaan. Daardoor namen wij een veel sterkere positie in, dan op zich zelf uit de beperkte bewapening voortvloeide, aangezien zelfs een kleine vloot, zooals in de Defensiegrondslagen was aangegeven, de balans naar de een of andere zijde zou kunnen doen overslaan wij zaten toen dus zooals S. het terecht uitdrukt min of meer „op de wip". Sedert dien hebben zich echter de verhoudingen in den Pacific in belang rijke mate gewijzigd. Door het expireeren van het Verdrag van Washington cp ultimo 1936 heeft de beperking van de bewapening plaats gemaakt voor een alom ingezetten bewapeningswedloop, waardoor het eerst bestaande krachten-evenwicht in den Pacific geheel is verstoord. Voorts hebben de propaganda en de handelingen der z.g. „have nots", men denke o.m. aan het It.-Abess. geschil en het jongste Chin.-Jap. conflict en de reactie daarop, duidelijk doen uitkomen, dat de zwakkeren van een eventueele steunactie van andere mogendheden, bij agressie van buiten af, ook al zijn deze laatsten belanghebbenden, weinig of niets valt te verwachten. Hoewel in feite de agressie, welke in evenbedoelde gevallen valt te onderkennen „incidenten" genoemd, omdat de eigenlijke oorlogsverklaring achterwege is gebleven, zoodat volkenrechtelijk derhalve niet van „oorlog" kan worden gesproken niets anders is dan een gewelddadige inbezitneming van grondgebied van een anderen souvereinen staat, zonder dat zulks de andere groote mogend heden ook maar op eenigerlei krachtdadige wijze tot inmenging heeft genoopt. En hierbij waren voor deze mogendheden niet alleen groote econo mische, doch tevens zeer aperte strategische belangen gemoeid. Men denke hierbij ook aan het zonder meer in feitelijk bezit nemen van de in strategisch opzicht zoo belangrijke „Mandaat-eiln." door Japan. Wij, die behooren tot de „haves", zullen dus goed doen er op bedacht te zijn in een gebeurlijk Pacific-conflict voorloopig althans geheel op eigen krachten te zijn aangewezen, waarbij dit „voorloopige" wel eens een uiterst rekbaar karakter zal kunnen blijken te bezitten. Doch de nieuwe wijze van strijd voeren, volgens de beginselen van de z.g. „undeclared war", gepaard aan „non-(interventie", heeft voor onze verdediging nog een andere belangrijke consequentie. Hierdoor toch is niet de „handhaving van een strikte neutraiteit bij een conflict tusschen derden", doch „behoud van eigen grondgebied" tegen rechtstreeksche aanslagen van buiten af, op den voorgrond getreden. In de Defensiegrondslagen dient daardoor het accent anders te worden gelegd en wel op den achtsten grond slag, waarin staat aangegeven, dat de aanwezige weermacht zich met de voorhanden middelen zoo goed mogelijk tegen elke bezetting van ons grond gebied zal verzetten. De Indische defensie is dus niet, zooals S. in zijn brochure wil doen uitkomen bij de verdere uitwerking van zijn derde stelling, primair een maritiem vraagstuk, waarbij het leger tot taak heeft op te treden als politie-leger en voorts t.b.v. de bescherming van Java en ter locale beveiliging van belangrijke objecten (vlootbasis, oliehavens,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1938 | | pagina 92