405 saties in alles ondergeschikt aan de bevelen der eenheden, waarbij ze zijn ingedeeld. Het aantal actief dienende offn. van gez. bedroeg in 1933 839 en dat der mil. apothekers 101, welke laatsten voor een deel tewerkgesteld zijn bij het „Militair-chemisch-pharmaceutisch Instituut" te Florence, waar de aanmaak plaats heeft c.q. de deugdelijkheid wordt onderzocht van alle voor de gewa pende macht bestemde geneesk. behoeften. Het aantal mil. hospitalen, dat in 1921 nog 63 bedroeg, heeft in de laatste jaren een belangrijke inkrimping ondergaan momenteel zijn er nog slechts 36 in bedrijf. Gesloten werden o.a.: een invaliden-hospitaal, 3 inrichtingen voor verpleging van reconvalescenten en 1 sanatorium voor lijders aan tuberculose, welke in de na-oorlogsche periode onder den drang der omstandigheden waren ontstaan, doch den laatsten tijd door het verloop der daarin verpleegde lijders konden worden gesloten. De groote teruggang van het aantal in bedrijf zijnde militaire ziekeninrichtingen was echter hoofdzakelijk een gevolg van de opheffing van de geheele categorie der z.g. garnizoensziekenzalen, die het midden hielden tusschen mil. hospitalen en het instituut der kwartierzieken ten onzent. Door dezen maartegel kwam een scherpe scheiding tusschen de hospitaal- en de garnizoensbehandeling tot stand vroeger bestond daartusschen als het ware een vloeiende overgang. De It. marine beschikt over 5 hospitalen (Spezia, Venetië, Tarente, Madda- lena en Pola) en 4 autonome hulpziekenhuizen (infermerieën) t.w. Napels, Castellamare, Messina en Brindisi. De, opleiding der offn. van gez. geschiedt nog op dezelfde wijze, als vóór den wereldoorlog. In het belang der verdere wetenschappelijke ontwikkeling worden jaarlijks een bepaald aantal offn. van gez. 1ste kl. met minder dan 3 dienstjaren in dien rang en offn. van gez. 2de kl. als assistent aan de verschillende universiteitsklinieken gedetacheerd. Voor hen worden beschik baar gehouden 4 assistentsplaatsen in de chirurgie, 2 in de interne geneesk., 5 in de psychiatrie, 2 in de oog-, 2 in de oor-, neus- keel-heelkunde, en 2 in de hygiëne. De luchtvaartgeneeskunde onderging in 1926 een grondige reorganisatie. Krachtens de toen getroffen regeling bestaat thans bij het ministerie van luchtvaart een afdeeling voor „Luchtvaart-geneeskundig Onderzoek" onder voorzitterschap van den minister van luchtvaart of diens onderstaatssecretaris. In 1933 waren bij de mil. luchtvaart 121 offn. van gez. tewerkgesteld. De geneesk. dienst der luchtmacht is echter niet zelfstandig, zooals dat thans in enkele andere landen het geval is, doch ondergeschikt aan den Insp. van den geneesk. dienst der landmacht dan wel aan dien der marine. De off. van gez. van een vliegveld is ervoor verantwoordelijk, dat niemand de lucht ingaat, die niet in de daartoe vereischte goede conditie verkeert. Na verlof, ziekte of onderbreking om andere redenen van het vliegen moet een nieuwe keuring uitmaken, of de betrokkene na ommekomst nóg of weer de geschikt heid bezit om een vliegtuig te besturen. Voor een zoo goed mogelijke selectie van het vliegend personeel dienen een aantal „Instituten voor Psycho- physiologisch Onderzoek ten dienste der Luchtvaart". In deze instituten hebben de keuringen voor den vliegdienst plaats, zoowel die voor opname bij de luchtvaartafdeeling als de halfjaarlijksche controle-onderzoekingen van het vliegend personeel. Tusschen de jaren 1924 en 1928 zijn een viertal dezer instituten verrezen. Typeerend en het noemen waard zijn de namen, welke men daaraan heeft gegeven. Zij heeten „Benito Mussolini (Rome), „Guiseppe Gradenigo" (Napels), „Gino Galeotti" (Florence) en „Angelo Mosso" (Turijn). Sinds 1921 zijn wederom jaarlijksch statistische overzichten verschenen betreffende den gezondheidstoestand van het leger en de vloot. Deze statis tische overzichten geven tevens een inzicht in de activiteit van het It. Korps

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1938 | | pagina 97