de twee jaren het personeel van Amsterdam en van Arnhem te laten
verwisselen, maar ontdekt dan, dat het personeel van Amsterdam te
groot is voor Arnhem en dat het personeel van Arnhem te klein
is voor Amsterdam, en zegtdat is alleen op te lossen door het per
soneel van Arnhem ook maar op 100 man te brengen, waarvan het
gevolg is, dat er te Arnhem 50 man personeel overcompleet gaan
rondloopen. Het geschrift, dat onder leiding van den heer Colijn is
verschenen, al is er geen schrijversnaam bij vermeld, gaat dan voort
„Zoo is het nu precies met de organisatie onzer Marine. Ne
derland is te vergelijken met Arnhem in het bovenstaande voor
beeld en Amsterdam met Indië. Er loopt hier te lande dus veel
marine-personeel feitelijk nutteloos rond, al beijvert men zich om
er werk voor te zoeken.
De juiste oplossing van dit probleem ligt voor de hand. De
Indische vloot, die zooveel grooter is dan de Nederlandsche, heeft
haar eigen personeel de kleinere Nederlandsche dito ieder naar
gelang van de sterkte der eigen vloot."
Mijnheer de Voorzitter Dit is hier zoo voortreffelijk gezegd, dat
ik geen poging zal doen om het beter en duidelijker te zeggen. Hier
is precies aangegeven wat ook mijn meening over deze zaak is.
Ik ben overtuigd, dat, consequent opgevat en doorgevoerd, de con
centratie van de vloot in Indië een belangrijke bezuiniging zal geven
en daarbij een versterking van de weermacht in Indië. Daarbij behoort,
dat in Nederland wordt aanvaard het stelsel van de passieve kust
verdediging. Het is nauwelijks een jaar geleden, dat de heer Colijn,
toenmaals Minister van Defensie a.i., ons in zijn Memorie van Ant
woord verklaarde, dat het stelsel van de passieve kustverdediging naar
zijn meening voor Nederland behoorde te worden aanvaard passieve
kustverdediging, dus zonder een zeegaande vloot van groot materieel;
passieve kustverdediging met behulp van mijnversperringen e.d.,
waarbij alleen die kleine schepen zouden worden gebruikt, die voor
bescherming, verwijdering en plaatsing van de mijnen noodzakelijk
zijn. Tot ons groot leedwezen heeft de opvolger van Minister Colijn
als Minister van Defensie, de heer van Dijk, zich onmiddellijk van
dat standpunt van den heer Colijn verwijderd en ons in zijn Memorie
van Antwoord verklaard, dat hij zich plaatst op het standpunt van
de actieve verdediging.
Meent hijJdat, als hij op een goeden dag verneemt, dat daar
in Indië dingen aan den gang gegaan zijn, die het optreden van de
marine noodzakelijk kunnen maken, hij uit Nederland die schepen
kan sturen en dat deze dan nog op tijd komen om diensten van
belang te presteeren Meent hij, dat die schepen dan nog door de
Middellandsche Zee zullen kunnen varen Dat in oorlogsomstandig
heden een veilige vaart naar Indië verzekerd is Dit schijnt mij alles
illusie en hieraan te denken schijnt mij reeds voldoende om mijn
overtuiging te wettigen, dat dit systeem, waarin de schepen, ook in
Nederland aanwezig, zullen moeten dienen voor bescherming van de
neutraliteit en de verdediging van het territoir in Indië, inderdaad
onhoudbaar is. Dit stelsel kan m.i. niet worden gehandhaafd. Het kost
schatten en het is uit een oogpunt van weerbaarheid inefficiënt.
Spreker bedoelt hier Z.Exc. v. Dijk, Minister van Defensie. Red.