388
geen betere vorm denkbaar. Indien de nieuwe dienstplichtwet 17 mil-
lioen extra vordert, dan heeft dit ten gevolge, dat allereerst 18.000.
man jaren meer worden gevuld.
Groot werk-object.
In het licht van de ernstige werkloosheid is dit een gunstig verschijn
sel. Bovendien wordt door deze uitgaven indirect de werkloosheid
bestreden, doordat het geld voor een groot gedeelte in eigen land wordt
aangewend, niet alleen voor verschillende producten, maar ook voor
den kazernebouw, waarvoor 22 inillioen is uitgetrokken en voor den
bouw van schepen, vliegtuigen en ander materiaal. Voor zoover dit
in het buitenland moet worden gekocht, gaat men daarvoor export-
voordeelen op ander gebied bedingen. Aldus bezien past de weer-
machts-versterking dus geheel en al in het kader van de z.g. groote-
werken-politiek.
Ook bij de aanvaarding van de tegenstellingen tusschen consumptieve
en productieve uitgaven, die spreker geheel onderschrijft, kan in
bepaalde omstandigheden de weermachtsversterking toch het meest
gewenschte object zijn. Dat in een periode van politieke rust produc
tieve uitgaven den voorrang kunnen verdienen, zal niemand kunnen
ontkennen. De tijden waarin wij echter leven zijn niet normaal. De
internationale onrust belemmert een gezonde ontplooiing van het
economisch leven. Indien ook voor ons land de conjunctuur wederom
terug gaat loopen en de prijzen van de buitenlandsche grondstoffen
bovendien dalen, is het mogelijk, dat de weermachtsuitgaven een
gunstigen invloed zullen uitoefenen.
Het is duidelijk, dat de militaire uitgaven niet mogen worden aan
vaard om daardoor een verbetering in de conjunctuur te brengen.
Indien het echter uit veiligheidsoverwegingen noodzakelijk is, moet
men deze uitgaven om economische redenen niet zonder meer afwijzen.
De financieele toestand van ons land is na een lange crisis-periode
niet zoodanig, dat ook andere gewenschte uitgaven thans kunnen
worden doorgevoerd. Ook hier gaat het om het waardeeren van ver
houdingen en daarbij mag men, als men vergelijkingen maakt met
nabuur-staten, die onder dezelfde omstandigheden verkeeren, niet uit
het oog verliezen, dat Nederland een grooten achterstand op militair
gebied heeft in te halen. Waar de andere mogendheden sinds 1918
aan hebben gebouwd, zijn wij ten achter gebleven.
Ook al zouden wij thans stil staan op het gebied van sociale- en
cultureele belangen, hetgeen in het licht van de nieuwe sociale
maatregelen niet het geval blijkt te zijn, dan nog hebben wij de
troost, dat Nederland in vergelijking met vele andere mogendheden
tot dusver aan de spits staat.