van commandanten van de groote inf.-eenheden waarbij organiek hulpwapens als artillerie, pioniers enz. zijn ingedeeld, opdat zij in het raam van het gevecht van die eenheden met steun van de hulpwapens kunnen worden aangezet op de plaatsen waar de hoofddruk moet worden gelegd, dan wel waar de infanterieaanval is vastgeloopen. Het aan het inzetten van vechtwagens voorafgaande overleg tus- schen den infanteriecommandant en den vechtwagencommandant zal tijdens het verblijf van de vechtwagens in de afwachtings- stelling moeten plaats hebben. Aangezien de gesteldheid van het terrein van beslissenden invloed is op de tactische uitvoering van den vechtwagenaanval is het duidelijk, dat de in hoofdstuk IV genoemde bestudeering van kaarten en luchtfoto's en een c.q. persoonlijk door den vechtwagencommandant uitgevoerde lucht- verkenning wel is waar den grondslag kunnen vormen voor het nemen van het aanvalsbesluit, doch dat het van onschatbare waarde is wanneer de vechtwagencommandant ook plaatselijk bekend is met de terreingesteldheid, althans de beschikking heeft over gegevens betreffende de begaanbaarheid voor de vecht wagens van het aanvalsterrein, eischen waaraan uiteraard slechts kan worden voldaan wanneer de strijd op eigen gebied wordt gevoerd en de vermoedelijke operatieterreinen in vredestijd voor dit doel grondig zijn verkend. Het vorenbedoelde overleg, dat plaats heeft na vaststelling van de aan de vechtwagens te verstrekken opdracht, is noodig om te bepalen a) Welke de aanvalsdoelen voor de vechtwagens moeten zijn. b) In welke richting de vechtwagenaanval met het oog op de terreingesteldheid zal moeten plaats hebben. c) Waar in verband met het gestelde ad a) en b) de uitgangs stelling moet worden gekozen. d) In hoeverre de pioniers in het opmarsch- en aanvalsterrein aanwezige natuurlijke of (en) kunstmatige hindernissen kun nen opruimen of over (door) schrijdbaar kunnen maken. e) Op welk tijdstip de vechtwagens uit de uitgangsstelling voor waarts zullen gaan, rekening houdend met de beslissing of de vechtwagens voor, gelijktijdig met, of na de infanterie ten aanval zullen gaan. f) Op welke wijze de artillerie den vechtwagenaanval kan steunen. g) Welke opdrachten aan de ter beschikking zijnde vliegtuigen kunnen worden gegeven. h) Welke infanterieafdeelingen met hun vuur rechtstreekschen steun moeten verleenen. i) Op welk tijdstip de infanterie, welke met de vechtwagens gemeenschappelijke aanvalsdoelen heeft, bij normaal verloop 423

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1938 | | pagina 13