4. NOGMAALS HET BEPALEN VAN HET ARTILLERIS-
TISCH AZIMUTH VAN EEN LIJN d.m.v. ZONS- OF
STERWAARNEMINGEN.
(Antwoord aan den Heer De Jong)
door
A. MOL,
Kapitein van den Topografischen Dienst.
met drie schetsen).
A. INLEIDING.
N.a.v. het artikel van den heer De Jong, in het April-nr. van
het I.M.T. over opgemeld onderwerp hebben we gemeend nogmaals
onze zienswijze naar voren te moeten brengen, te meer, waar
de vermeende weerlegging der door ons naar voren gebrachte
critiek niet geschiedt door een volledige behandeling van het
vraagstuk, maar slechts door gedeeltelijke belichting. Wanneer
een vraagstuk moet worden opgelost en vooral een vraagstuk
van zooveel gewicht als het onderhavige, immers het gaat hier
om de nauwkeurigheid, welke bij de artillerie kan worden bereikt
bij het vaststellen van het ware azimuth van een richtbasis, waaruit
tenslotte de juiste richtingen voor een af te geven vuur moeten
worden afgeleid, dan dienen bij het volgen van een voorgeschreven
werkwijze (meetwijze) alle foutenbronnen te worden opgespoord
en dient de invloed der fouten op het eindresultaat te worden
nagegaan. Is dit geschied, dan eerst kunnen we overgaan tot
het samenstellen van een grafiek (nomogram) waarvan de uiterste
grenzen der schalen worden bepaald door de fouteninvloeden,
welke op elke schaal hun inwerking doen gevoelen, en welke op
hun beurt de nauwkeurigheid van het gewenschte eindresultaat
bepalen. Deze overwegingen nu zijn n.dz.m. niet ten volle de
leidraad geweest voor den heer De Jong.
Dat door ons indertijd zonder meer tijden werden vastgesteld
tot waarop nog waarnemingen op hemellichamen mochten worden
uitgevoerd, hield verband met den opzet van het artikel n.l.
wetenschappelij k-technische en mathematische beschouwingen
zooveel mogelijk te vermijden. De repliek op ons artikel echtei
brengt thans de noodzaak mede het vraagstuk van alle zijden
te belichten, waarbij bedoelde beschouwingen niet achterwege
431