14'9" en bij 54° een fout van 17'1", dus geen onbelangrijke
toename.
ad b. De invloed op het azimuth door den niet rechthoekigen
stand van de horizontale as t.o.v. de verticale draaiingsas van
het instrument kan worden berekend uit de formule
(i) i tg h,
waarin i voorstelt de hoekfout tusschen beide assen.
Daar de tangens van een hoek grooter wordt naarmate de hoek
aangroeit van 0° tot 90°, zal ook de fout in het azimuth toenemen
bij het grooter worden van den hellingshoek. In welke mate
deze toename plaats heeft lezen we uit de volgende opgave
5°
ad c. Voor het bepalen van de fout in het azimuth, veroor
zaakt door een niet zuiver loodrechten stand van de verticale
draaiingsas maken we gebruik van de formule
(v) v. sin u. tg 'h, waarin
v de hoek tusschen de verticale draaiingsas en de verticaal
van het opstellingspunt van het instrument,
u de hoek in het horizontale vlak, welke de richting naai
de zon in dat vlak maakt met de loodlijn op de verticale
draaiingsas, welke loodlijn eveneens in het horizontale vlak
is gelegen.
(Er is maar één loodlijn mogelijk) zie fig. 3.
h de hellingshoek.
De fout in den stand van de verticale as kan teruggebracht
worden tot een fout in den stand van de horizontale as t.o.v.
eerstgenoemde. Immers v. sin u, is bij onderling loodrechten
stand der beide assen de hoek, die de horizontale as zal maken
met het horizontale vlak bij het richten op een object.
Draaien wij het instrument 360° om de verticale as, dan zal
sin u, alle waarden doorloopen van +1 tot 1. Ze wordt gelijk
aan deze genoemde waarden, wanneer de horizontale as is gelegen
441
i fout tus
schen hor. en
vert, as
hellingshoek
1°
2°
3°
4°
10°
20°
45°
54°
10"
1'
2'
5'
10'
0", 17
r,05
2", 09
5",24
10",47
0",35
2",10
4",19
10" ,48
20",95
w<
0",52
3", 14
6",29
15",72
31 ",44
tarden
0",70
4",20
8 ",39
20',98
41 ",96
(i)
0,"87
5",25
10",50
26",25
52",49
1/8
10",6
21",2
52",9
1'46"
3,"6
21",8
43",7
1 '49"
3'38"
10", 0
l'O"
2'0"
5'0"
ÏO'O"
13".8
1 '26"
2-45»
6'53"
13'46"