5. DRIE FIGUREN UIT DEN JAVA-OORLOG (II). Dipa Negara Kjahi Mad ja Sentot. door Dr. J. M. SOMER, Kapitein der Infanterie. (Vervolg; zie I.M.T1938 nr. 3). De Java-oorlog was dus begonnen en Dipa Negara wist van de geestelijke tegenstellingen een meesterlijk gebruik te maken. Zoo werd o.a. de Arabische kleederdracht ingevoerd en werden de Javaansche titels door Turksche of Arabische vervangen. Pangeran werd Pascha of Bassa, de titel Toemenggoeng werd omgezet in Daula. Tijdens den oorlog werden Dipa Negara's troepen verdeeld in regimentenelk regiment kreeg een Turk- schen naam, zoodat men bijv. afdeelingen aantreft met den naam boelkio en toerkio. Dit alles werd gedaan om het geestelijk karakter van den strijd te accentueeren. De gezindheid der bevolking was Dipa Negara gunstig en „van deze gezindheid" aldus nogmaals Valck „heeft Dipa Negara zich meesterlijk weten te bedienen door zich geheel naar de priesters als de voor naamste voorvechters en aanstokers van alle oproeren tegen het Europeesche bestuur, naar hunne begeerten en voorschriften te regelen, zijn zaak met de hunne te verbinden, door den oorlog dien hij voor zijn eigen gevatheid voerde, als een religie-oorlog te doen voorkomen en Kjahi Madja, die de fanatiekste en knapste onder hen was, tot zijn eersten Minister te verkiezen". Kjahi Madja Wij zouden hem Dipa Negara's motor kunnen noemenin fanatisme overtrof deze priester misschien nog Zijn meester en het is wel zeker, dat Dipa Negara, zelf besluiteloos van natuur, een krachtigen steun noodig had. Deze steun werd gevonden in Kjahi Madja. Alvorens deze persoonlijkheid nader in zijn werk te beschouwen moge een stukje romantiek volgen. De Kapitein van het expeditionnaire vrijwilligerscorps L. H. W. Baron van Aylva Rengers geeft in zijn dagboek een beschrijving van dezen geestdrijver.1) Men bedenke, dat de waarneming 1) Hallema, blz. 988/89. Gedeelten van het in het Fransch gestelde dag boek werden later gepubliceerd in Bijdragen tot de kennis der Nederlandsche en vreemde koloniën, bijzonder betrekkelijk de vrijlating der slaven, jaar gangen 18441846. Over den auteur verhaalt Hallema ook in een ander nummer der Indische Gids, n.l. 1936, blz. 587 vlg. De verhalen geven een aardigen kijk op de toenmaals heerschende toestanden. 443

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1938 | | pagina 33