verricht werd in 1828, door een gedetacheerd officier met zin voor avonturen en philosophisch aangelegd juist daarom openen wij de beschrijving van Kjahi Madja met dezen kijk uit de practijk op een man, die, evenals Dipa Negara, door zijn landgenooten als heilig werd beschouwd. Rengers ziet Kjahi Madja na diens gevangenneming bij zijn intocht te Semarang als volgt Tot zoover voorloopig Rengers. Het door zijn pen beschreven schilderachtige tooneel wilden wij, wegens de daaruit sprekende romantiek, aan de lezers niet onthouden. Nadat Rengers vermeldt, dat de gevangenen zich verwonderden over het enthusiasme der troepen, hetgeen voor hem een vreemde zaak scheen, vervolgt hij: 444 „Eenigen tijd na mijne terugkomst te Samarang bragt men in die stad den dweeper Kiaij Modjo. Groot priester (Imam, sic der oproer lingen, met 80 andere priesters van zijnen aanhang, die krijgsgevangen gemaakt waren nabij Kamelokko. 1) Hun intogt leverde een zeer belangrijk gezigt op. Een piket cavallerie opende den trein op eenen afstand van 50 pas volgde Kiaij-Modjo te paard, gekleed in eene simarre of lang kleed van donkergroene stof, en het hoofd versierd met eenen geweldig grooten witten tulband. Hij was klein van gestalte, doch had een buitengewoon uitdrukkingsvol gelaat. Hij reed tusschen den Luitenant-Kolonel Gey en den Kapitein Roeps deze laatste was de Javaansche taal volkomen magtig en diende hem tot tolk. Op eenige passen achter dezen volgden de 80 priesters, alle te paard, twee aan twee, en behoorlijk ingesloten door een dubbele rei huzaren. De eskorte werd gesloten door een bataillon infanterie. De kleeding van Kiaij-Modjo en die der overige gevangenen was die, welke de Arabieren sedert eeuwen dragen, dezelfde als die der Saracenen ten tijde der Kruistogtenen indien de ruiters, die de eskorte vormden, in plaats van huzaren, kurassiers geweest waren, had men zich zeer wel eene illusie kunnen maken en kunnen geloo- ven voor oogen te hebben een tooneel uit die ridderlijke tijden van godsdienstigen heldenmoed gevangene Saracenen, door tempel ridders begeleid Toen de eskorte de stad naderde, hieven ruiters en voetvolk, in geestdrift geraakt door het belangrijke van het convooi, dat aan hunne zorg was toevertrouwd, te zamen in eene uitboezeming van nationale fierheid het vaderlandsche volkslied aan Wien Neêrlandsch bloed door de ad'ren vloeit Van vreemde smetten vrij, enz." a) Ten rechte Babad of Babetan, nabij Boender, res. Soerabaia, alwaar Kjahi Madja 12 Nov. 1828 werd gearresteerd. 2) Dezelfde Kapitein Roeps begeleidde later met Majoor De Stuers Dipa Negara na zijn gevangenneming naar Batavia. Roeps bezat een groote kennis van de Javaansche taal en den Islam. In Knoerle's dagboek (8 Juni) spreekt Dipa Negara ook over Roeps, met wien hij had willen onderhandelen tijdens den oorlog. Uit alles blijkt, dat Roeps een onmisbaar man was. Overal waar te onderhandelen viel, was hij aanwezig als tolk. Het is een aansporing om zooveel mogelijk de landstalen machtig te worden. In den Java-oorlog ontbrak daaraan, door de gebrekkige officiers-opleiding, nog al het een en ander.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1938 | | pagina 34