Dipa Negara verhaalde tijdens zijn overtocht naar Batavia, dat zijn oudste zoon van jongs af aan veel genegenheid voor den priesterstand had betoond en meestal naar plaatsen ging waar vermaarde priesters en geleerden waren. Toen zijn zoon eens buitengewoon lang was weggebleven, maakte Dipa Negara zich ongerust en ging met eenige volgelingen op zoek. Vernomen hebbende, dat de knaap zich wel eens te Madja kon bevinden, begaf ook Dipa Negara zich daarheen en trof inderdaad zijn zoon aan onder het gehoor van den beroemden goeroe, bij welke gelegenheid kennis gemaakt werd met Kjahi Madja. Later zou deze uit eigen beweging naar Selarong naar Dipa Negara zijn gekomen. Het verhaal komt niet bijzonder geloofwaardig voor in verband met Dipa Negara's uitlating in zijn babad, dat hij al zijn wijsheid aan Kjahi Madja te danken had. Want het is bekend, dat Dipa Negara reeds in zijn jeugd veel aan godsdienstzaken dacht en hij zal toen zeer zeker wel al het een en ander hebben opgestoken. Dat hij dus al zijn kennis van den Islam aan Kjahi Madja te danken heeft gehad is niet aan te nemen. Hoe het echter ook zij, te Selarong begon de innige samenwerking tusschen de twee hoofdfiguren van den Java-oorlog en zij hadden ongetwijfeld op elkaar's gedachten een grooten invloed. De geschiedenis wijst uit, dat Dipa Negara in het begin van den oorlog aan Kjahi Madja algemeen vertrouwen schonk; laatst genoemde was in wezen de leider van het verzetDipa Negara volgde dikwijls lijdelijk en gedwongen. Want ondanks de in hem laaiende hartstochten was Dipa Negara geen man van de daad. De actie kwam van Kjahi Madjadeze bracht het raderwerk op gang en zorgde voor brandstof teneinde de wielen wentelend te houden. Haliema citeert een uitspraak van Louw over Dipa Negara1), in welke tevens de waarde van Kjahi Madja goed tot uiting komt „Wij kunnen hem (Dipa Negara) moed en bekwaamheid niet ontzeggen toch gelooven we, dat hij meer door de omstandigheden werd geleid dan dat hij ze zelf uitlokte en bestuurde. Wij zagen reeds, dat hij niet de eerste was, die tot dadelijkheden overging hij wilde gedwongen zijn tot gewapend verzet. Het bestuur der krijgs- aangelegenheden was zelden in zijn hand.Van het driemanschap Dipanegara, Sentot en Kjahi Madja bezat de eerste den naam en de geboorte, Sentot het krijgstalent en Kjahi Madja het beleid. Dipa Negara liet zich het sultanschap opdringen en toen hij Kjahi Madja had verloren, ging tevens zijn zaak te gronde. Dipa Negara was meer de man van het lijdelijk verzet dan van het initiatief, meer een droomer dan een man van de daadzijn peinzende patuur moest worden opgezweept tot groote daden hij was een mysticus, die tevens 1) Zie blz. 905. Dit blijkt o.a. ook uit Dipa Negara's uitlatingen tegenover De Stuers en Roeps „Hij (Kjahi Madja) gaf mij slechts kennis van wat er voorviel, en daarmede nam ik genoegen". (De Klerck, V, blz. 742). 446

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1938 | | pagina 36