houding niet op zijn credit voorkomen.„Hij leidde niet, maar
liet zich leiden", schrijft De Klerck. „In zijn handen was de zaak
des opstands bij haar geboorte reeds ten doode opgeschreven". 2)
En het waren zijn voornaamste adviseurs, die de leiding over
namen en daardoor in conflict kwamen met het militante karakter
van hun meester. Overigens is het interessant om enkele oordeel
vellingen uit de periode van verwijdering tusschen Dipa Negara
en Kjahi Madja te vermelden. Na er de aandacht op gevestigd
te hebben, dat Dipa Negara in 1828 bij zijn onderhandelingen
met het Gouvernement onvervulbare eischen stelde, schrijft
Hallema
Elders toont dezelfde auteur ons Kjahi Madja in een anderen
rol, n.l. als geestelijke beschermengel van Dipa Negara. Behalve
dat daaruit Dipa Negara's groote bijgeloovigheid spreekt, wordt
448
„Een dergelijke brutale houding van den hoofdrebel is bij de kennis,
dat hij allerminst een krachtige persoonlijkheid was, tot eischen in
staat, alleen te verklaren uit de beïnvloeding door zijn omgeving.
Zoolang Kjahi Madja zijn rol meesterlijk speelde, min of meer op
eigen gezag kon handelen en de verhouding van Dipanegara met
zijn tegenstanders kon regelen, wist deze zich tot groote daden
geroepen, putte uit dien invloed kracht tot den belachelijksten over
moed, waartoe Kjahi Madja's brutaliteit en godsdienstige roeping hem
verleidden. Beurtelings elkander in gewaanden deemoed, vermeende
vergevingsgezindheid en list den loef afstekende, hielden beiden
elkander een tijdlang in evenwicht, omdat beider doel gericht was
op zelfverheffing, zij het langs verschillende wegen "3).
Zie o.a. de studie van P. H. v.d. Kemp Dipo Negoro, een geschied
kundig Hamlettype.
2) Hallema, blz. 911, ontleend aan De Klerck, IV, blz. 677.
3) Hallema, blz. 909. De cursiveering is dz. aangebracht. Overigens zijn
wij van meening, dat Dipa Negara in 1828 nog wel eischen kon stellen,
aangezien de toestand toen voor hem nog gunstig was en het Gouvernement
zeer opvallende pogingen deed met hem tot een vergelijk te komen. Dat
die eischen over de schreef gingen is, naast de brutaliteit van Kjahi Madja,
die als onderhandelaar optrad, een gevolg van het feit, dat Dipa Negara
steeds gewend geweest was macht uit te oefenen. En bovendien leidde
°.i. de correspondentie van het Gouvernement er ook toemen heeft Dipa
Negara steeds ontzien en Dipa Negara wist veel te goed, dat het Gouver
nement gaarne het einde van den oorlog wilde. Toch hadden deze onder
handelingen een voor het Gouvernement gunstig gevolg, omdat de ver
wijdering tusschen Dipa Negara en Kjahi Madja er door ontstond. Kjahi
Madja had in zijn brutaliteit veel meer geëischt dan Dipa Negara hem had
opgedragen. Laatstgenoemde betuigde daarover zijn ontstemming, waarop
Kjahi Madja Dipa Negara het volgende moet hebben toegevoegd„Volgens
den Koran moogt gij u nergens mee bemoeien. Ik ben opperbevelhebber
wanneer wij overwinnen zal ik het land met de overige veldheeren verdeelen
en u geven wat ons goed dunkt, en zoo wij u niets willen geven, moet ge ook
tevreden zijn". Dergelijke woorden geven misschien meer dan iets anders
een beeld van Kjahi Madja's machtsgevoel. Dit feit deed echter de deur
dicht en Dipa Negara onthief Kjahi Madja van zijn functie als opperbevel
hebber.