wezens te maken, heeft ook de figuur van Dipa Negara omwonden
met „cakti", heeft hem verheven tot een bijna onstoffelijk wezen.
Nog dagelijks levert de Inheemsche maatschappij bewijzen, dat
de mystiek een onmiskenbaar overblijfsel van het animisme
het lot der samenleving in hooge mate beheerscht. De nimbus om
Dipa Negara's hoofd moet allereerst uit dezen gezichtshoek worden
beschouwd. Was deze merkwaardige persoon, hoewel de feiten
dit loochenen, volgens zich zelf bijvoorbeeld niet onkwetsbaar
„Op een zekeren morgen zeide Dipo Negoro, half naakt op zijn stoel
zittende, tot den Resident, dat hij dikwijls door onze kogels, eens
zelfs op zijne borst, getroffen was. Litteekens waren daarvan
echter niet aanwezig de kogels hadden hem nimmer leed gedaan
en vergingen steeds tot stof zoodra zij met zijn lichaam in aan
raking kwamen. Deze woorden sprak Dipa Negara tijdens zijn
verbanning, nadat zijn rol dus uitgespeeld was. Hoeveel te meer
moet de fanaticus dan wel tijdens den opstand zijn omgeving
van het wonderbaarlijke zijner eigenschappen overtuigd hebben
Ondanks alles keerde echter voor Dipa Negara de kans hij
brouilleerde zich openlijk met Kjahi Madja en het einde was,
dat laatstgenoemde den 12en November 1828 het hoofd boog en
met een groot gevolg door Overste Le Bron de Vexela op transport
werd gesteld en nadien aan zijn meester den goeden raad gaf
zich eveneens naar de wenschen van het Gouvernement te
schikken.
Boven lazen wij reeds Rengers' romantisch relaas van den
intocht te Semarang. Naast de romantiek eischt echter de werke
lijkheid een plaats, en terwille van eerlijke geschiedbeschrijving
is het noodzakelijk naast Rengers' visie de kloeke, objectieve
beschouwing der realiteit van De Klerck te plaatsen. Het zal dan
blijken, dat de intocht der „Saracenen" te Semarang een beden
kelijk voorspel had gehad.
Kjahi Madja heeft later verklaard, dat hij vóór zijn gevangen
neming de bedoeling had gehad zich bij het Gouvernement te
melden, ten einde met zijn troepen zijn onderwerping aan te
bieden. Hij was zeer verwonderd als gevangene te worden be
schouwd het kwam n.l. meermalen voor, dat troepen van Dipa
Negara hun diensten aan het Gouvernement aanboden, waarvan
dan ook in vele gevallen gebruik werd gemaakt. Wat is nu in
werkelijkheid het geval geweest
450
j) Zie Louw, I, blz. 151. Aan De Stuers en Roeps vertelde Dioa Negara
tijdens zijn overtocht naar Batavia„ik ben twee maal gewond geweest
te Gowok, ook vroeger eens door een bajonetsteek, toen ik tegen de Engel-
sehen de regten van mijnen vader hielp bestrijden de kogel, die mij te
Gowok voor de borst trof, deinsde terug". Geheel onkwetsbaar blijkt Dipa
Negara dus toch niet geweest te zijn, hoewel ook hier weer een kogel
„terugdeinst".