Kjahi Madja was inderdaad door Overste Le Bron de Vexela gevangen genomen, nadat tevoren met luitenant Roeps onder handelingen waren gevoerd en daarover met Generaal De Koek was gesproken. Dipa Negara was hierover vertoornd en Kjahi Madja wendde zich opnieuw tot Generaal De Koek, met verzoek om op Solosch grondgebied te mogen onderhandelen, aangezien hij bevreesd was voor Dipa Negara. Toen dit verzoek werd geweigerd, begaf Kjahi Madja zich toch op Solosch gebied, waar hij toen werd gevangen genomen. In een hooggestemd rapport geeft Overste le Bron de Vexela daarvan kennis aan Generaal De Koek. Volgens dit rapport hebben Kjahi Madja en de zijnen zich „op levensgenade" overgegeven, zonder meer. Luitenant Roeps zou bij de omsingeling van de bende deze voorwaarde hebben bekend gemaakt en „als een troep gejaagde schapen opeen geschoven, ziende dat er voor hen geen uitkomst meer was", zouden de opstandelingen in den gestelden eisch hebben bewilligd. 1Bij het lezen van dergelijke uitdrukkingen komt de overtuiging op, dat de bende, die gevangen genomen werd zonder dat er een schot werd gelost, toch wel grondig gedemoraliseerd en geen knip voor den neus meer waard zou zijn. Men mag in dergelijke omstandigheden toch minstens verwachten, dat een zoodanige troep, gelijkgesteld met een kudde schapen, onmiddellijk de wapens zou neerleggen en een eerbiedige sembah zou maken. Niets van dit alles, het waren blijkbaar gevaarlijke schapen, die alleen maar een beetje eigenaardig behandeld werden. Wij geven het woord aan den Kolonel-Resident Van Nahuys, die den troep uit Soerakarta was tegemoet gereisd en daarover aan Generaal De Koek als volgt schreef :2) 451 „Nog laat in den avond had ik het geluk, den Overste tusschen Klatten en Brambanan te ontmoeten op laatstgenoemde plaats waren de muitelingen verbleven en van ZEI. de bijzonderheden van de overgave of gevangenneming van Kjai Modjo te verstaan, waaromtrent ik echter hier niets zal aanteekenen, omdat dezelve bij het militaire rapport van den Luit.-Kol. met meer nauwkeurigheid dan door mij kan geschieden, zullen gegeven zijn. „Ik vernam bij deze gelegenheid tevens, dat de geheels troep muitelingen nog in het bezit was gebleven van alle hunne wapenen, pieken, krissen en geweren en merkte den Luit.-Kol. Le Bron de Vexela op, hoe noodzakelijk het ware om dezelve ten spoedigste in ons bezit te krijgen. „De Luit.-Kol. hierin ook toestemmende, zoo werd besloten om deze ontwapening den volgenden dag te doen plaats vinden, zoodra de muitelingen te Klatten zouden zijn aangekomen. „Omstreeks vijf ure in den namiddag van den volgenden dag, den 14en namelijk, kwam de vijandelijke barisan geëscorteerd door de 3e colonne, te Klatten binnen en de wijze, waarop deze binnenkomst plaats vond, overtuigde ons nog nader van de noodzakelijkheid der Zie voor het volledige verslag De Klerck, IV, blz. 612 vlg. 2) Zie De Klerck, IV, blz. 617.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1938 | | pagina 41