om een hoog denkbeeld te geven van de waarheidsliefde van Le Bron de Vexela". Men oordeele over dingen als de onderhavige niet te gering. De psychologische weerslag daarvan is in de Inheemsche maat schappij zeer groot. Ook, en men mag bijna wel zeggen vooral, in de desa wordt van vader op zoon verteld van den perang sabil, en juist daar heeft het verhaal van een onrechtvaardige behandeling een lang leven. Het vertrouwen in de Nederlandsche leiding wordt door een enkelen misslag meer geschaad dan het gediend wordt door tientallen weldaden. En om tot den Java- oorlog terug te keerenhet sleepende houden van den strijd werd door handelingen als de gewraakte bevorderd. Dipa Negara beschrijft in zijn babad de gevangenneming van Kjahi Madja als volgt2) Vergelijkt men Dipa Negara's beschrijving met die van Le Bron, dan zijn er inderdaad punten van overeenstemming beiden erken nen, dat er door Roeps is onderhandeld en het is jammer, dat diens eigen meening nergens op schrift is gesteld, evenmin als er opheldering is te verkrijgen over diens weigering te Solo tot het overbrengen van het bevel voor uitlevering der krissen. De triom fantelijke tocht naar Klatten blijft er niettemin op wijzen, dat 453 „Door Gods beschikking scheen Kjai Modjo nu ten einde raad te zijn en niet meer te weten wat hij wilde. Hij vertrok des nachts naar Padjang met ongeveer 500 man bij zich. Daar Kolonel Le Bron hem volgde, gaf men daarvan kennis aan Kjai Modjo, die toen order gaf, om op de hoede te zijn. Toen de vervloekten des morgens m het' gezicht kwamen, schaarden de geloovigen zich in slagorde zonder ontmoedigd te zijn. Daar Kjai Modjo nu de wetenschap en de wil van den Vorst voor den geest kwam te staan, wilde hij voor het geloof sterven. Hij greep zijn lans en wilde zelf aan den strijd deel nemen. De Adipati's en pradjoerits waren ook vol strijdlust. Kjai Melangi voorzag zich van wapens en allen hadden besloten moord dadig te vechten toen zij zagen, dat Kjai Modjo zelf wilde medestrijden. Kasan Besari hield zich schuil. „Met aandrang verzocht Kjai Dadapan, zeggende„Kjai Modjo het is beter eerst wat geduld te hebben. Ik wil het eerst beproeven en den vijand tegemoet trekken, mogelijk hebben zij wel goede bedoelingen. „Door Gods beschikking gaf Kjai Modjo aan dit verzoek toe. Kjai Dadapan liep nu hard vooruit en wenkte herhaaldelijk met de hand. Kapitein Roeps deed dit ook van zijn kant en zoo kwamen zij bij elkander. De vijandelijkheden werden nu gestaakt. Daarop kwam Kolonel Le Bron bij Kjai Modjo in vriendschappelijke verhouding" 1) De Klerck, IV, blz. 621. Le Bron's rapport werd op de feiten getoetst door den Resident Van Lawick Pabst en den Secretarie-ambtenaar Jhr. V.d. Poll. Het resultaat vindt men in De Klerck, IV, Bijlage XIX. 2) De Klerck, IV, blz. 616. Het begin dezer voorstelling is bepaald onaan nemelijk. Kjahi Madja liep met plannen rond zich te onderwerpen. Doch het gaat hier meer om hetgeen Dipa Negara mededeelt omtrent Roeps.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1938 | | pagina 43