der beurs te werpen, wel wetende, dat hij, die daarvan meester is, het gezag feitelijk in handen heeft. Dipanegara aarzelt, gevoelt waarom het gaat, maar wiegt zich zelf in slaap, stelt zich gerust met de adviezen van zijn omgeving, welke niet minder dan hijzelf de superioriteit van Sentot erkent en vreest Wij kunnen in ons oordeel niet zoo scherp zijn als De Klerck. Ter verzachting van Dipa Negara moet o.i. in ieder geval worden opgemerkt, dat Sentot na de verdwijning van Kjahi Madja de eenige leider van beteekenis was, die de zaak van den opstand nog zou kunnen redden. Dat in dergelijke omstandigheden een te groote toegeeflijkheid kan ontstaan is zeer goed te verklaren, en verder mag geenszins over het hoofd worden gezien, dat het in de Inheemsche maatschappij geen gewoonte is voor den vorst om zelf de zaken af te doen. Dipa Negara is, naar wij meenen, gedurende den geheelen oorlog te zeer vervuld gebleven van denkbeelden, die hem van kindsaf, als bij de adat behoorende, waren ingeprent. Hij heeft zich aan dezen sleur niet kunnen ontworstelen en o.i. ligt de voornaamste oorzaak van Dipa Negara's lijdelijkheid in het feit, dat hij als Soeltan, evenals dit in de practijk gebruikelijk is, te veel op zijn ondergeschikte ambtenaren heeft vertrouwd. Zeer zeker mag dit als een karakterfout worden aan gemerkt, doch die fout moet in eerste instantie verklaard worden uit het verschijnsel, dat voor de vorsten regeeren geen hoofdzaak is. Het is geen euvel, dat speciaal Dipa Negara eigen was, en het zou onbillijk zijn dezen een overgeërfd adat-verschijnsel aan te wrijven. Wordt vervolgd). De Klerck, IV, blz. 676/77 door Hallema aangehaald op blz. 910/11. Men kan intusschen constateeren, dat De Klerck's lezing over het gevecht bij Toeroes geheel overeenkomt met hetgeen Dipa Negara aan De Stuers verklaarde (noot 1 vorige pag.). 456

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1938 | | pagina 46