485
in het I. M. T. nr. 4, biz. 393). Hij acht 1 pistool-mitr. per gp. te weinig
en wenscht 20 a 30% van de manschappen van deze wapens te voorzien.
Hierbij wenscht 'hij 500 patronen bij den man en een verbod tot vuur-
opening op meer afstand van den vij. dan 300 m. Zijn motief is, dat op 300 m
onderlingen afstand beide partijen slecht schieten en dus het aantal projn.
der doorslag kan geven (het slecht schieten door een niet te veel geschokten
verdediger meenen wij te moeten betwijfelen, terwijl bij een zwaar geschokten
verdediger het „probleem" der laatste 300 m veel aan waarde verliest).
Invoering van een zelflaadgeweer acht S. alleen mogelijk, als de munitie
circa de helft lichter wordt gemaakt dan tegenwoordig. Voorts acht hij
kijkervizieren noodzakelijk en worden vlammenwerpers aanbevolen.
De door den S. der vorige artn. aangeprezen wijze van berichtenwisseling
met gelijkvormige schetsen en vlaggeseinen wordt, als aanleiding gevend
tot fouten, verworpen in de plaats daarvan wordt het gebruik van geluid
signalen aanbevolen.
Ten einde den steunenden wapens het herkennen van eigen tpn. gemak
kelijker te maken acht S. een duidelijk herkenningsteeken op de achterzijde
van den helm noodig, waarbij door teruggaande ordonnansen enz. de helm
zou moeten worden omgedraaid.
Ten slotte wordt er de aandacht op gevestigd, dat de oefenterreinen te
weinig overeenkomst vertoonen met een werkelijk aanvalsterreinmet
name dienen de laatste 150 m vóór een stelling bezaaid te zijn met granaat
trechters, waarin het stellingnemen der lt.mitm. voor den verderen vuursteun
beoefend kan worden.
In „Mit Pauspapier über die letzten 300 m" (M.W. nr. 36) is wederom
een tegenstander van de reeds besproken artikelen aan het woord. Hoewel
hij zich inderdaad ook keert tegen het „calqueerpapier" (voor de doelaan-
wijzir.g op de terreinschetsen, zie I.M.T. nr. 4), ligt het zwaartepunt van
zijn betoog toch elders. Hij legt er den nadruk op, dat de zware (inf.) wapens
er zijn voor de inf. (aanvalslinies) en deze derhalve den plicht hebben,
de Unies z.v.m naar voren te volgen, zoodat zij zelf kunnen zien wat noodig
is. Daartoe wil hij de mitrn., de mrtn. en z.n. de vlammenwerpers concen-
treeren onder bevel van den cies.cdt., die, met de waamemir.gsorganen en
de cn. dier wapens, bij het doorschrijden der laatste 300 m zoo dicht achter
zijn aanvals-tpn. moet zijn, dat hij hen door vuur kan doen steunen zonder
dat vuuraanvragen naar achter noodig zijn. De vooruitgeschoven opstelUng
van den cies.cdt. moet dan niet zijn een „verzamelplaats van berichten",
doch een werkelijke co.post, van waaruit de cies.cdt. de bewegingen van
zijn voorste tpn.ziet en „vorausfühlt".
Het gebruik der (D.) mitr.cie.
In „Über die Wendigkeit in der Feuerleitung einer M.G.K." (M.W. nr. 33)
bespreekt kap. Grunert de mitr.cie. als hoofdwapen in de hand van den
bat.cdt. (verg. het hiervoor besproken art.). Het juist hanteeren van dit
wapen eischt de mogelijkheid, om het vuur van een of meer sien. (de D.sie.
mitrn. telt 4 mitm.) op de juiste plaats en op het juiste tijdstip te concen-
treeren. Van nadeeligen invloed op dit concentreeren is het uitgeven der
mitm. aan de cies.cdtn., die in hun 9 lt.mitrn. een vuurkracht bezitten,
welke dikwijls wordt onderschat. Daarbij doet zich ook het nadeel voor,
dat de mitm. soms langen tijd worden gebruikt op afstanden, die beter
voor lt.mitrn. geschikt zijn. Leent het terrein zich niet voor het gezamenlijk
optreden van mitm., dan geeft S. er de voorkeur aan, ze in het geheel
niet in te zetten en daardoor onverantwoorde verhezen aan speciahsten te
vermijden. Eenige punten uit het D.voorschrift worden besproken, waaruit
wordt geconcludeerd, dat indeeling van mitrn. bij de cien. uitzondering moet
blijven en, indien noodzakelijk, tot halve sien. (2 mitm.) moet worden
beperkt.