493
De oud minister Laurent-Eynac wijst er cp dat Fr. eenige records heeft
gehad en getracht heeft nog enkele te verbeteren met prototypen terwijl
de It. records werden gevestigd met in serie gebouwde toestellen. Het
gaat hier blijkbaar om een quaestie van prestige. D. en It. verbeterden de
records met militaire toestellen. Zoo werd de snelheid van 611 km/uur
bereikt met een Daimler-Benz.600, een toestel afgeleid van de in dienst
zijnde jagers. De meeste It. records werden gevestigd met de Breda 88
en de Savoia-Marchetti 79 (de laatste verbeterde 6 records), beide reeds
in dienst gestelde bwn. (de records werden echter gevestigd met sterkere
motoren). Het eenige Fr. record werd met het prototype Farman 2231
met nagenoeg uitsluitend commercieele waarde (geringe snelh.) De It. en D.
zijn in staat een prototype snel in serie aan te maken terwijl de capaciteit
der Fr. blijkbaar belangrijk minder is.
In de D.W. van 6 Januari 1938 neemt Dipl. Ing. G. Mertins in een artikel
Nach dem Kanonen Jagdeinsitzer der gepantzerte Jagdeinsitzer stelling tegen
een in les Ailes verschenen art. waarin een pantsering van jagers wordt
aanbevolen bestaande uit een pantsering van de voorzijde van de propel
lernaaf en een achter den motor aangebracht schild. Ook de S. acht pant
sering wenschelijk doch deze moet dan worden aangebracht daar waar de
vlieger het meest bedreigd wordt of waar organen getroffen kunnen worden
waarvan vernieling of beschadiging tot verlies van toestel en vlieger kunnen
leiden.
Aan de voorzijde is de vlieger reeds beschermd door den motor. Daar
bij ernstige beschadiging van den motor het gevecht toch zal moeten worden
afgebroken, heeft het pantser achter den motor in het geheel geen nut.
Bijna alle jachtvliegers w.o. Von Richthofen zijn volgens S. door beschieting
van achteren of van achter-boven getroffen. Hier moet de vlieger dan ook
worden beschermd. Bovendien zal de wetenschap, dat hij in zijn rug is
beschermd den vlieger gelegenheid geven zijn aandacht rustiger op het
gevecht in voorwaartsche ri. te concentreeren. S. wenscht in verband hier
mede een schild achter de bestuurderszitplaats en bovendien z.m. een ge
deeltelijke pantsering van de benzine tanks teneinde de kans op het in
brand schieten daarvan te verminderen. S. heeft bij zijn beschouwingen
blijkbaar in hoofdzaak het gevecht van jager tegen jager op het oog. In
dat geval zijn m.h.o. op de groote snelheden dan ook geen aanvallen van
voren te verwachten.
v. d. E.
Landsverdediging.
Voor de Vereeniging ter Beoefening van de Krijgswetenschap in Ned.
behandelden 25 Maart j.l. de kap. v. d. Gnl. Staf van het K. N. I. L. P. G.
Mantel en Jhr. J. M. R. Sandberg de onderwerpen„De Harmonie in de
weermacht in Ned.-Indiëtaak en samenstelling van het Kon. N. I. Leger."
Hiervan behandelde kap. Mantel het probleem van de verdediging van
Ned.-Indië, terwijl kap. Sandberg de organisatorische zijde van het weer-
machts-vraagstuk besprak, weshalve dit laatste in deze rubriek buiten
beschouwing blijft.
Na een inleidende bespreking van de verschillende pogingen de defensie
voorzieningen in een vloctwet te belichamen, komt kap. Mantel m.b.t. het
eerstgenoemde onderwerp tot een beschouwing over de bekende, thans
nog van kracht zijnde, defensiegrondslagen van 1927. S. brengt naar voren,
dat volgens deze grondslagen de verzekering van de uitwendige veiligheid
zich beperkt tot handhaving van een strikte neutraliteit in conflicten tus-
schen andere mogendheden. Een rechtstreeksche aanval op ons gebied
wordt evenwel niet uitgesloten geacht doet zich dat geval voor, dan zal
met de voorhanden middelen zoo goed mogelijk verzet worden geboden
tegen elke bezetting van ons gebied, in afwachting van den steun, die ons