NATUURKUNDE.
553
4. VRAGEN, GESTELD BIJ HET TOELATINGSEXAMEN
HOOGERE KRIJGSSCHOOL 1938.
(Intendance Studiën).
Ie Vraagtijduur.
Wat verstaat men onder het gewicht van een stof, wat onder het soortelijk
gewicht? Hoe veranderen deze grootheden bij verandering van temperatuur?
Hoe veranderen zij bij verandering van druk?
Wat weet gij van het soortelijk gewicht van water
27,5°
Van een stof is gegeven het soortelijk gewicht 1,342. Wat bedoelt
men hiermede
Hoe zoudt gij het soortelijk gewicht van een kwartje bepalen
2de Vraagtijd uur.
Beschrijf en verklaar een methode om lucht vloeibaar te maken. Hoe
zoudt igij uit vloeibare lucht zuurstof bereiden
3de, Vraagtijduur.
Beschrijf een bepaling van den vochtigheidstoestand van den dampkring.
4de Vraagtijduur.
1 dm3 lood van 80° C wordt in een vat met water gedompeld, waarin een
stuk ijs drijft groot 100 cm3.
De eindtemperatuur blijkt 10° C te zijn; hoeveel cm3 water was er in het
vat (aangenomen dat het vat zelf en de lucht geen warmte opnemen)
S.G. ijs 0,82
S.G. lood 11,37
S.W. lood 0,031
Uitzettingscoëfficient lood 0,000029
Smeltwarmte ijs 80 calorieën.
SCHEIKUNDE.
Ie Vraag; tijd voor le en 2e vraag te zamen IV2 uur.
Welke eigenschappen heeft caporiet (chloorkalk)
Welke toepassingen kent gij van deze stof
Geef een bereiding van chloorkalk.
2e Vraag.
Wat is een zeep
Beschrijf eenige bereidingen hiervan.
Waarop berust de reinigende werking van zeep
3e Vraagtijd voor 3e en 4e vraag te zamenIV2 uur.
Hoe werkt salpeterzuur in op zink, op ijzer, op aluminium, op antimoon
en op koper?
Hoe werkt zoutzuur in op zink, op ijzer, op aluminium, op antimoon
en op koper?