het leeuwenaandeel van de taak van het Indische Leger opeischte en voor velen de leerschool, die de practijk bood, als het voor naamste deel van de opleiding der officieren voor die taak gold, nu is de toestand geheel veranderd. Allerwege is thans het Nederlandsch Gezag in den Indischen Archipel op afdoende wijze bevestigd en daarmede is tevens de leerschool der practijk aan ons Leger ontvallen. Daartegenover vraagt het steeds dreigender wordende gevaar voor een aanran ding door vreemd geweld de aandacht. Op eigen ervaring kan ons Leger in dit opzicht echter niet bogen. Het is slechts een gedegen, methodische en analytische studie van de ervaringen van anderen, welke ons een inzicht kan geven in het wezen van den oorlog en in datgene, dat wellicht straks van ons Leger zal worden gevraagd. Waar bestaat een betere gelegenheid dat studiemateriaal te ver zamelen, te verwerken en pasklaar te maken voor onze omstan digheden dan aan een inrichting, die beschikt over militaire leeraren, die hun vollen tijd daaraan kunnen wijden, waar een zeer innig, het gezichtsveld verruimend contact bestaat met het Nederlandsche militaire studiecentrum, met de Hoogere Marine Krijgsschool en niet het minst met een korps van burgerleer krachten gerecruteerd uit mannen van naam uit de wetenschap pelijke wereld Nu het oorlogsbedrijf als gevolg van de technische evolutie der laatste jaren en door haar samenhang met schier alle maat schappelijke en wetenschappelijke problemen voortdurend veel- omvattender en ingewikkelder is geworden en aangenomen mag worden, dat deze ontwikkelingsgang zich in de toekomst zal voortzetten, zal het slechts voor enkelen zijn weggelegd om zich naast hun normalen arbeid door zelfstandige studie de voor de moderne oorlogvoering benoodigde wetenschappelijke scholing eigen te maken. Daarom mag worden verwacht, dat de H.K.S., het militair-wetenschappelijke studiecentrum bij uitne mendheid, in de naaste toekomst in een steeds stijgende behoefte zal voorzien en aan beteekenis zal winnen. Moge dit besef doordringen tot de jongeren, die nog in het begin van hun militaire carrière staan en moge dit voor hen een stimulans zijn, in grooteren getale dan de laatste jaren het geval is geweest, hun werkkracht en geest aan de H.K.S. toe te vertrou wen ten bate van henzelf en vooral voor het welzijn van ons Leger. Moge onze hoogste militaire onderwijsinrichting, die reeds voor zoo vele officieren een tweede Alma Mater is geweest, van deze opwekking vruchten plukken en bij het volgende jubileum op een toenemenden bloei kunnen terugzien. De weermacht kan daar slechts wel bij varen. Bandoeng, 2 Mei 1938. 510

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1938 | | pagina 4