7. NOGMAALS HET BEPALEN VAN HET ARTILLERIS-
TISCH AZIMUTH VAN EEN LIJN d.m.v. ZONS- OF
STERWAARNEMINGEN.
(Antwoord aan den Heer De Jong)
door
A. MOL,
Kapitein van den Topografischen Dienst.
(Slot; zie I.M.T. 1938 nr. 5).
(met twee schetsen achter in dit nummer
D. ONDERZOEK VAN DE WAARDE DER INSTRUMENT-
FOUTEN BIJ DE BOUSSOLE-HOEKMETERS nr. 53, nr 32 en
nr. 47.
Waar uit het voorgaande gebleken is, dat de grootte der te
meten hellingshoeken een funesten invloed kan uitoefenen op het
eindresultaat der azimuthsbepaling, wanneer de onderlinge stand
der instrumentdeelen niet juist is, lag het voor de hand een
onderzoek in te stellen naar dien onderlingen stand bij de bous-
sole-hoekmeters, het instrument waarmee bij de artillerie zons-
metingen worden uitgevoerd.
Al direct valt het ons op, dat in tegenstelling met nagenoeg
alle geodetische instrumenten, de kijker van den boussoule-hoek-
meter niet kan worden doorgeslagen, wat tot gevolg heeft, dat
instrumentfouten, en om ons uitsluitend weder tot de voornaamste
te bepalen, de stand der vizierlijn t.o.v. de horizontale as en de
stand van de horizontale as t.o.v. de verticale as niet kunnen
worden geëlimineerd door het verrichten van een meting in
gewonen en in doorgeslagen stand.
Aangezien de stand van de horizontale as t.o.v. de verticale
niet is te corrigeeren voor een eventueele fout (een z.g. onregel
bare 2e as) en de vizierlijn in zijdelingschen zin evenmin kan
worden verplaatst (eveneens een vaste constructie) moet bij
aflevering van bedoelde instrumenten worden geëischt, dat ge
noemde standen absoluut juist zijn en niet meer ontregeld kunnen
worden. Dus als le eisch een constructienauwkeurigheid.
Onder C is reeds medegedeeld, dat een fout in den stand van
de verticale draaiïngsas kan worden beschouwd als een fout in
570