den stand van de horizontale as, zoodat als 2e eisch moet gelden,
dat bij elke meting de verticale as zuiver zal samenvallen met
de verticaal van de plaats van waarneming.
Willen we aan dezen laatsten eisch voldoen, dan dient de ver
ticale draaiïngsas, zooals bij alle geodetische instrumenten het
geval is, conisch te zijn toegeslepen, waardoor een nauwkeurige
aansluiting met het onderstel van het instrument, waaraan de
stelschroeven zijn gemonteerd, wordt verkregen. Daarnaast moet
het mogelijk zijn genoemde as met behulp van een gevoelig niveau
zuiver verticaal te zetten.
Toetsen we deze voorwaarden aan de constructie van den bous-
sole-hoekmeter, dan zien we het volgende.
Het feitelijke instrument is, voor zoover we hebben kunnen
nagaan, gemonteerd op een conische as, welke aan de onderzijde
cylindrisch uitloopt en met een diameter van ongeveer 1 cm
cylindrisch is uitgeboord.
De onderzijde dier as is voorzien van een overlangsche snede,
waarop een vleugelmoer is bevestigd. Het geheele bovenstel van
het instrument sluit nu met een eveneens conisch toeloopende
bus op genoemde as, waardoor een nauwkeurige aansluiting is
gewaarborgd. (De verticale draaiïngsas wordt gevormd door een
denkbeeldige lijn, die door het middelpunt van den horizontalen
rand gaat en loodrecht op dien rand staat. Deze lijn gaat dus
eveneens door het midden van conische bus en conische as, tenzij
excentriciteit aanwezig is).
Bij de opstelling van het instrument op den drievoet schuift de
cylindrische uitholling der conische as over een cylindrische as van
denzelfden diameter als de uitholling. Laatstgenoemde as is met de
stelschroeven vast gemonteerd op den drievoet. Door aandraaiïng
van de vleugelmoer is de verbinding tusschen instrument en drie
voet verkregen. Wat is nu het gevolg van deze constructie De as
op den drievoet en de cylindrische uitholling zullen beide aan
zeer groote slijtage onderhevig zijn, waardoor tusschen as en bus
speling komt, waardoor kanteling van de verticale draaiïngsas
tijdens de meting mogelijk wordt, niettegenstaande de vleugelmoer
stevig is aangedraaid.
Dat deze slijtage niet gering is (as en bus zijn van koper) is
gebleken uit het onderzoek der 3 boussoles. Het was bij dit onder
zoek mogelijk zeer goede vergelijkingen te treffen, omdat boussole
No. 53 een nieuw instrument was en de beide andere (No. 32
en No. 47) reeds geruimen tijd in gebruik waren bij verschillende
korpsen. Men kan ons tegenwerpen, dat de fout in een hoekmeting
kan worden voorkomen, wanneer we er voor zorgen, dat het
niveau bij het aanmeten der richtingen steeds zuiver inspeelt.
Dit is juist, maar dan moeten we de zekerheid hebben, dat het
instrument is uitgerust met een behoorlijk gevoelig niveau, zoodat
op elke geringe uitwijking der draaiïngsas wordt gereageerd.
571