21 standhoeken geven met de oorspronkelijke waarden bepaald met de rep. theodoliet slechts verschillen van 0,07°/oo tot 0,26°/Oo, dus wel minimaal. De middelbare fouten, die we, gezien het aantal waarnemingen eveneens als voldoenden maatstaf kunnen beschou wen, geven voor het nieuwe instrument, de boussole No. 53, waarden van 0,23°/oo en 0,19°/oo, fouten, welke in een zeer gunstige verhouding staan tot de afleesnauwkeurigheid (zie in dit verband de overeenstemming met de middelbare fouten berekend uit de waarnemingen voor het bepalen der hoekwaarde van het niveau, waarbij de afleesnauwkeurigheid eveneens 0,1°/oo bedroeg)De middelbare fouten der beide in gebruik zijnde instrumenten i.e. nr. 32 en 47 zijn resp. l,ll°/oo, 0,92°/oo en 0,89°/oo en 0,59°/oo- Deze fouten zijn in vergelijking met de afleesnauwkeurigheid veel te groot en wijzen er op, dat we hier niet meer te maken hebben met een samenwerking van vele kleine toevallige fouten, maar met invloeden van grove fouten, fouten, die in dit geval geweten moeten worden aan de groote ongevoeligheid van het niveau en slijtage van de onderdeelen, welke zijn aangebracht voor de bevestiging van den drievoet aan het instrument. Teneinde het maken van een eventueele indexfout tegen te gaan, is aan den staander, waarop de kijker is bevestigd, een klein buisniveau aangebracht. Zorgen we er nu voor dat de richt lijn van dit niveau steeds evenwijdig is aan de vizierlijn in den kijker en het niveau inspeelt bij het aanmeten van een object, dan is het maken van een indexfout uitgesloten. We vestigen er echter de aandacht op, dat een uitwijking van de verticale draai- ingsas in zijdelingsche richting van het viziervlak met dit niveau niet kan worden geconstateerd. Naar aanleiding van de hiervoor gegeven getallenreeksen, willen we nog even wijzen op het grootste verschil tusschen twee waar nemingen van elke serie van 21 standen. Voor de nieuwe boussole is dit verschil slechts 0.6%o in de beide gemeten hoeken, voor de in gebruik zijnde boussole nr. 32 resp. 4,4°/oo en 3,2 */oo en voor nr. 47 resp. 3,2°/oo en 2,3°/oo; waarbij dezelfde uitwijkingen echter in positieven en negatieven zin nagenoeg diametraal zijn gelegen. Waar zooals we hebben gezien de horizontale as en de vizierlijn absoluut juist zijn geconstrueerd t.o.v. de verticale as, moeten deze fouten wijzen op een niet zuiver loodrechten stand van de verticale as. De resultaten der hoekmetingen zijn neer gelegd in twee grafieken (fig. 4 en 5), waaruit een zeer duidelijk beeld verkregen wordt van den regelmaat der fouten en haar grootte. Ten slotte maken we nog even opmerkzaam op een zeer hin derlijke parallax in den kijker, welke optreedt op korte afstanden en in de te meten richtingen fouten zal veroorzaken, welke zich bij het meten van een polygoon zeer zeker zullen wreken op de nauwkeurigheid van het eindresultaat. Het optreden van deze 575

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1938 | | pagina 71