parallax is begrijpelijk, omdat de kijker bestemd is voor waar
nemingen op grooten afstand. Daarom is de duizendstenverdeeling
aangebracht op de plaats waar de beeldvorming van ver verwij
derde objecten plaats vindt. Worden de afstanden kleiner, dan zal
de beeldvorming niet meer geschieden op de plaats der verdeeling
en dus verschilzicht optreden. Daar het diaphragma van den kijker
niet verplaatst kan worden is correctie van dit verschilzicht niet
mogelijk met als gevolg, dat het instrument zich minder goed
leent voor het verrichten van aaneengeschakelde metingen met
korte slaglengten (zie het slot van de inleiding van dit artikel).
E. RECAPITULATIE.
Na de hiervoor gegeven uiteenzettingen zullen we onze bevin
dingen in het kort samenvatten en enkele conclusies trekken.
a. Afgezien van den invloed der instrumentfouten, mogen we
aannemen, dat uit de theoretische beschouwingen onder
B voldoende is gebleken, dat zonsmetingen onder groo-
tere hoeken dan 30° niet verantwoord zijnin sommige
gevallen zullen we, om een voldoend nauwkeurig resultaat te
verkrijgen, zelfs beneden deze hoogtegrens moeten blijven.
Onder voldoend nauwkeurig resultaat moeten we hier verstaan
een nauwkeurigheid, welke blijft beneden de grenzen, welke
worden gegeven door den grondslag van de topographische
kaarten.
b. Houden we rekening met de onder C en D besproken en
geconstateerde instrumentfouten, dan moet de aangelegde
hoogtegrens nog verder worden verkleind, tenzij wordt over
gegaan tot een ombouwing van de boussolehoekmeters. Deze
ombouwing zou vereischen
le. bevestiging van het instrument aan den drievoet zooals
gebruikelijk bij geodetische instrumenten en
2e. het aanbrengen van een gevoelig buisniveau met een
hoekwaarde van b.v. 30", bevestigd op de boussole doos
(den horizontalen rand) in een richting loodrecht op het
viziervlak.
c. Uit het vermelde a en b vloeit voort, dat het ten zeerste te
betreuren is, dat de heer de Jong bij het ontwerpen van zijn
nomogram niet te voren een grondig onderzoek naar het
hiervoor behandelde heeft ingesteld. Hiertegenover staat
echter, dat nu een juist licht kan worden geworpen op een
aangelegenheid, welke van zeer veel belang is voor de
artillerie.
Opgemerkt wordt, dat de maximum hoogtegrenzen tot waarop
zonsmetingen mogen worden uitgevoerd, bij den Top. dienst
reeds waren vastgesteld, lang voordat sprake was van graphi-
sche azimuthsbepaling bij dat dienstvak. Gevoeglijk mogen
we aannemen, dat deze grenzen zijn aangenomen na vele
578