de verdediging te water en die te land. Het trekken van de
bedoelde scheidingslijn geschiedde dan ook alleen op practische,
niet op strategische overwegingen; toen n.l. bleek, dat intensieve
verdediging van den geheelen Indischen Archipel den Neder-
landschen krachten zou te boven gaan, werd onderscheid gemaakt
tusschen het hoofdeiland Java verdediging door de vloot met
steun van het leger en de economische en staatkundig minder
belangrijke Buitengewesten bescherming, zooveel mogelijk,
door de vloot.
Het vraagstuk der defensie van N.-I. werd in 1906 opnieuw
onderzocht door een staatscommissie, welke zich in de eerste
plaats afvroeg of Indië volstrekt beveiligd moest worden tegen
eiken aanval of dat men wellicht meer bescheiden moest zijn
en alleen vragen den vijand belangrijke hinderpalen te stellen,
wanneer hij zich van Indië wil meester maken, hem te noodzaken
tot krachtige voorbereiding, het uitzicht te geven op een lang
durige verdediging, waardoor dan tijd beschikbaar zou komen
om het leger te concentreeren op de plaatsen, waar zulks noodig
werd geacht en tijdig hulp te bekomen, indien een bondgenoot
zich aan onze zijde zou willen scharen.
Het oordeel dezer commissie luidde, dat volstrekte beveiliging
van Nederlandsch-Indië d.m.v. een artillerievloot niet kon worden
verkregen, omdat het scheppen en onderhouden van zulk een
vloot Nederland's krachten te boven ging en dat men zich dus
moest bepalen tot het stellen van belangrijke hinderpalen. Deze
taak wilde de commissie opgedragen zien aan een vloot van
klein materieel, bestaande uit kruisers en torpedobootjagers.
Het leger zou zijn verdedigingstaak in hoofdzaak op Java
vinden. Men bedenke, dat in dien tijd het leger het in de Buiten
gewesten zeer volhandig had met het vestigen van het Neder-
landsch gezag.
Een zes jaren later ingestelde staatscommissie was van geheel
andere meening met het oog op de toenemende beteekenis van
de Buitengewesten achtte zij het niet langer verantwoord de ver
dediging in hoofdzaak tot Java te beperken zij wenschte daarom
een weermacht, welke in staat zou zijn een vijand, die zich zou
opmaken ter vermeestering van ons koloniaal bezit, niet alleen
de verovering van Java, maar ook de inbezitneming van de Bui
tengewesten te beletten. Daartoe wenschte deze commissie in de
eerste plaats een krachtige vloot, met een kern van 5 slagschepen.
Het leger zou een verdedigingstaak op Java vinden, doch het
kon desnoods in sterkte verminderd worden, indien zulks om
financieele redenen noodig mocht blijken om de door de com
missie gewenschte vloot te verkrijgen, van welke zij verwachtte,
dat zij in staat zou zijn het meesterschap in de Indische wateren
te handhaven.
513