585 De heer Welter, Minister van Koloniën: Daarop kom ik straks. Dat ben ik geheel met u eens. Maar als vaststaat, dat wij ons zullen ver dedigen, wat doet dan eigenlijk de formuleering er toe In de tweede plaats zou een verandering van die grondslagen juist met het groote gevaar opleveren dat men zich in het buitenland zou gaan realiseeren, dat Holland eindelijk wakker is geworden en eindelijk zijn overzeesch gebied wil gaan verdedigen Neen, wij hebben altijd de bedoeling gehad, ons gebied te verdedigen tot het uiterste. Alleen heeft de techniek dit nu inderdaad mogelijk gemaakt. Het zou onjuist zijn, wanneer wij door omzetting en verandering van die grondslagen den indruk in het buitenland zouden wekken en dat zou zeker het geval zijn dat wij eerst nu er aan gaan denken ons grondgebied te verdedigen. De heer De Savornin Lohman heeft aangedrongen op versterking van de weermacht en met name van de marine. De heer Van Vessem acht de weermacht geheel onvoldoende en wenscht een vloot, die het dubbele is van de vloot, welke wij binnenkort hopen te hebben. Ik meen, dat het in verband met die uitingen zijn nut kan hebben, dat ik hier enkele cijfers en feiten meedeel omtrent de weermacht te land en ter zee in Indië. Eerst een paar cijfers. In 1934 bedroegen de netto-kosten van land en zeemacht met inbegrip van de pensioenen, 87,2 ^at jf 25 8 pet van de netto-uitgaven. In 1937, na aftrek van de bijdrage va Nederland aan de vloot van 13,1 millioen, .bedroegen zij eveneens 87,2 millioen of 26 pet. van de uitgaven een vermeerdering dus van 13 1 millioen. In 1938 zullen de uitgaven bedragen, na aftrek van de bijdrage van Nederland van 5 millioen, 116,2 millioen of 31,9 pet. van de uitgaven een stijging derhalve met 29 millioen. In 1939 gullen z J beloopen 125,9 millioen of 32,3 pet. van de uitgaven. Van 1937 op 1939 zullen de uitgaven dus stijgen met ongeveer 50 pet. en V3 van het budget in beslag nemen. Dat er voor dit geld het een en ander wordt gedaan en dat het niet zal worden besteed voor vrije en orde-oefenin gen of om pijpekoppen te schieten, spreekt vanzelf. Tevens blijkt uit deze cijfers, dat het niet verantwoord zou zijn te drijven naar aan schaffing van een vloot, die een veelvoud zou zijn van hetgeen wij thans reeds hebben en nog zullen aanschaffen. In de 18de eeuw werd van Pruisen gezegd, dat het een leger was met een land. Ik wil van Indië niet maken een leger en een vloot met een land daar achter. De geachte afgevaardigde, de heer Bruineman, heeft mij gevraagd, of ik niet een vergelijking zou kunnen maken van den relatieven druk van de defensie op Nederland en op Indie. Ik moet tot mijn spijt he antwoord op die vraag schuldig blijven. Ik geloof met, dat dat eemge waarde heeft en daaruit eenige conclusie zou kunnen worden getrok ken in verband met de volkomen afwijkende constructie van de budgetten en van de economische samenstelling van het land en de bevolking. Miinheer de Voorzitter Ik kom thans terug op de versterking van de vloot, waarop de geachte afgevaardigde, de heer de Savornin Lohman, in het bijzonder heeft aangedrongen. Ik zou ««pwiken wijzen dat blijkens de Memorie van Toelichting op hoofdstuk VIII van de begrooting voor 1938 de Staatsmarine, meer m het bijzonder voor Indië bestemd, een sterkte zal hebben van 3 kruisers, 2 flottiel jeleiders, 12 torpedobootjagers, 18 onderzeebooten en 72 groote zee vliegtuigen. Voorts is afgezien van een onbemande reserve gelijk m het plan 1930 begrepen was. Dat beteekent dus een virtueele verster king van het vlootplan in zeer belangrijke mate. Ik wil met zeggen, dat hiermede een optimum van veiligheid is bereikt, maar het is zonder eenigen twijfel een considerabele macht, bestaande uit homo-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1938 | | pagina 81