591
4. Bij vergrooting van het aantal gevechtsvlgn., luchtafweergs., tanks en
art.neemt de uitwerking in het quadraat toe.
5. Gemotoriseerde troepen d.w.z. inf.vervoerd op auto's hebben onvol
doende gevechtswaarde het gebruik leidde tot „einem versohnellen
und damit unwirksamen Einsatz". De toekomst schuilt in mechanisatie,
doch nog meer ten voordeele van den verdediger (snel oprukken van
reserves), dan van den aanvaller.
6. Door onvoldoende „Gelandegangigkeit" en pantsering zijn de kleinste
tanks onpractisch gebleken. Snelheid ten koste van pantsering heeft
het nadeel, dat onvoldoende bescherming wordt verkregen, wanneer
de snelheid moet worden verminderd om te vuren.
7. Pag. kon meestal in voldoende aantal worden ingezet, wanneer de
vew.aanval tijdig was gemeld. Om ook tegen verrassende tankaanvallen
beschermd te zijn is 1 stuk pag. per 200 m frontbreedte noodig.
(D.W. Heft 12 MaaH 1938).
Vliegtuig contra v ew n.
Dat de meeningen omtrent het succes van vlgn. als pantser-afweermiddel
zeer uiteenloopen, moge het onderstaande bewijzen.
In de R.M.G. van April 1938 is uit de Army Ordnance van Jan.-Febr.
de volgende meening van Liddel-Hart overgenomenin den Sp. burger
oorlog schijnen de pogingen om vewn. aanvallen door bombardementen uit
vlgn. te doen mislukken niet veel succes te hebben gehad.
In hetzelfde tijdschrift wordt een studie van Rougeron over „l'Aviation
et les chars de combat" besproken. S. is van meening, dat het vlg. als middel
voor vew.bestrijding uitsteekt boven alle andere middelen hij acht een
pantser divisie een prooi van een jachtescadrille.
Nachtelijk pag. vuur.
In M.W. 1938 nr. 41 wordt er de aandacht op gevestigd, dat dit vraagstuk
nog niet is opgelost en men hiervoor ook nog weinig heeft gedaan, daar de
meening, dat pantserstrijdkrachten bij duisternis niet zullen aanvallen, veel
vuldig wordt gehuldigd. Toch acht de onbekende S. een pantseraanval „im
Morgengrauen" niet zoo'n groote uitzondering en het pag. kan slechts enkele
schoten afgeven, wanneer de vij.tanks eerst op 50 tot 100 m afstand worden
waargenomen en geen bijzondere maatregelen zijn getroffen. E.e.a. zou zich
bij de D. manoeuvres duidelijk hebben gedemonstreerd.
Proeven met verlichting van het voorterrein door de lampen van de tot
het pag. behoorende voertuigen hebben aangetoond, dat slechts een licht
bundel van voldoende sterkte tot op een afstand van 100 m wordt ver
kregen, terwijl de lichtbundel niet in verschillende richtingen over het
terrein kan worden geworpen.
Met een 60 cm zoeklicht, als ingedeeld bij sommige ld. formaties, kon het
voorterrein tot op 5 a 600 m voldoende worden verliohtwenschelijk zou
zijn een zoeklicht van 150 cm. Als min. eisch stelt S. een zoeklicht, dat tot
op 900 m voldoende licht verschaft.
Ook zijn proeven gehouden met munitie, welke het voorterrein verlicht.
De opstellingsplaats van de schutters moet zich bevinden zijwaarts in het
voorterrein tusschen doel en pag. Twee schoten moeten na elkaar
worden afgegeven wanneer het doel zich op 400 m afstand van het stuk
bevindt. Het verbruik van lichtmunitie is echter aanzienlijk een vuur
gevecht van 1% min. eischt 50 schoten.
Het meest aan de bevelen zijn valschermlichten, welke het voorterrein
minuten lang daghelder verlichten.
Als bijzonderheid merkt S. op, dat de pag. schutter bij het afgaan van
het schot de oogen moet sluiten, daar het mondingsvuur zoo hel is, dat hij
anders verblind wordt en voor het volgende schot niet meer kan richten.