602
„E" laat dan verder in zijn betoog deze behartigingswaardige woorden
volgen „Insider wil geen tegenstelling tusschen leger en vloot, maar keert
zich in zijn betoog tegen twee generaals, legermenschen dus, hoewel hem
toch bekend moet zijn, dat ook anderen, buiten het leger staande, de waarde
van een slagluchtmacht hoog aanslaan. Heeft o.m. ook niet de oud-vice
admiraal mr. J. C. Jager in woord en geschrift de groote beteekenis van zulk
een slagluchtmacht voor de defensie van Indië naar voren gebracht, en
waarom heeft insider hiervan niets medegedeeld Door dit na te
laten wekt insider den indruk alsof alleen legermenschen de slagluchtmacht
aanhangen hij verliest daarbij uit het oog, dat hij door zoo te handelen
zelf een schepper van tegenstellingen is geworden."
Wij zullen „E" in zijn goed gedocumenteerd betoog niet verder volgen en
slechts volstaan met vorenstaande hoofdpunten uit zijn betoog. Kwalijker is
o.i. het feit dat „Insider" in zijn genoemde artikelen voor een leekenpubliek
tevens een beschouwing wijdt aan ons defensie-systeem en daarbij o.i. eenige
zeer aanvechtbare denkbeelden naar voren brengt, welke wij niet onbespro
ken kunnen laten. Hierbij willen wij voorbijgaan, dat „Insider" opponeert
tegen een terugdringen van de taak der vloothij acht de marine „in een
hoek gedrukt", terwijl evenwel zijn geheele hieronder nader te bespreken
betoog over het defensiesysteem neerkomt op een terugdringen van de taak
der legerbommenwerpers tot uitsluitend de verdediging van Java.
„Insider" wil den nadruk leggen op wat naar zijn meening het hoofdprin
cipe moet zijn van onze luchtverdediging van Java. Hij zegt„Indien
men aanneemt, dat het landvliegtuig in zuiver militaire eigenschappen
superieur is aan het zeevliegtuig, dan ligt onze kracht in het feit dat wij
op Java al onze landluchtmiddelen geconcentreerd hebben in een goed be
veiligde en goed geoutilleerde basis, en dan is omgekeerd het zwakke punt
van den vijand daarin te vinden, dat hij of moet aanvallen met watervlieg
tuigen dus met minder voor het doel geschikt materieel, öf met landvlieg-
tuigen, in beperkt aantal (beperkt door het aantal vliegkampschepen)."
Hier valt reeds dadelijk een o.i. gevaarlijke omissie in Insider's betoog te
constateeren. Het groote gevaar toch voor Java schuilt niet in mogelijke
aanvallen met voor het doel minder geschikte watervlgn. of met landvlgn.,
slechts in beperkt aantal vanwege de door het aantal mede te voeren vlieg
kampschepen opgelegde begrenzing, neen, het groote gevaar schuilt in de mo
gelijkheid, welke den vijand gelaten zou worden zich in de buitengewesten een
steunpunt te verzekeren, van waaruit hij na de noodige voorbereidingen in
staat zou zijn grootscheepsche en goed-georganiseerde luchtaanvallen op de
vitale punten op Java (ook van vitaal belang voor onze vloot) uit te voeren
met alsdan overmachtige luchtstrijdkrachten. Daarom moet een doeltreffende
offensieve luchtverdediging van Java er op zijn gericht den tegenstander te
beletten, dat hij ergens in de buitengewesten een steunpunt voor zijn ver
dere actie zou kunnen inrichten. Dit beletten kan alleen geschieden door de
groote mobiliteit en gevechtskracht van de legerbommenwerpers uit te buiten
door voor deze slagluchtmacht de mogelijkheid te scheppen overal in den
Archipel op te treden. De juistheid van dit beginsel tooh is waarlijk niet
alleen door deskundigen van leger en marine aangetoond (wij denken hierbij
aan de talrijke pennevruchten van oud Vice Adm.mr. J. C. Jager en aan
uitlatingen van Gnl.Berenschot in interviews en in redevoeringen), doch dit
beginsel werd ook van Regeeringszijde (o.a. door Minister Colijn bij de
behandeling in de Tweede Kamer van de Indische begrooting 1937) officieel
bevestigd. Het terugdringen van de bommenwerpers tot uitsluitend de ver
dediging van Java stelt derhalve ook de basispunten van onze vloot, nood
zakelijk als deze zijn voor haar taak in de buitengewesten, ernstig bloot aan
gevaar van vernieling en uitschakeling. O.i. zeer terecht heeft de kap. v.d.
Gnl. St. G. P. Mantel in zijn voor de Ver.t.b. der K.W. gehouden voordracht
(zie I.M.T. 1938 nr. 5, bl. 439 e.v. en artikel 2 van dit nummer) de conclusie