Raman, hield zelf de tweede zestig, en bood zijn gasten in Koweit een vervallen woning aan. Het liep tegen het einde der 19e eeuw, de periode in welke verschillende buitenlanders door de Nabije Oost dwaalden, met den neus in den wind, speurende naar den reuk van petroleum. Een der bekendste was wel William Knot d'Arcy (zie I.M.T. 1938 nr. 2, blz. 111, noot) maar ook de Amerikaansche admiraal Colby M. Chester was ter plaatse, zoodat het weldra een geani meerd petroleum-spel werd, waarbij Sultan Abdoel Hamid de bank hield. Deze scherpe zakenman snoof dadelijk winst, liet de Mesopotamische olievelden op zijn civiele lijst overboeken, en begon toen Engelsche, Amerikaansche, Fransche, Duitsche en Russische belangen tegen elkaar uit te spelen. Wij komen later nog op „de petroleum" terug, en volstaan hier met de vermelding, datin Perzië de Amiranian Oil Cy Amerikaansch is, de Anglo Iranian Oil Cy Engelschin Saoedië de Koweit Oil Cy Ameri kaansch, evenals in het Achterland van Aden de Bahrein Oil Cy in Irak de Irak Oil Cy weder Engelschzoodat de petroleum- rijkdommen der Islamietische Staten eerlijk verdeeld zijn tusschen de Engelsch sprekende landen. Er was ook olie in Koweit en de slimme Moebarak wist hier van handig partij te trekken. In de 5 jaren van zijn verblijf in Koweit heeft Abdoel Asis het diplomatieke spel van Moebarak met Engelsche, Duitsche, Fransche, Russische en Amerikaansche agenten kunnen volgen want Moebarak was erg gesteld op den jongen Saoed en noodigde hem bij alle onderhandelingen, waar hij dus de „fijne knepen van het vak" grondig kon bestudeeren. „Garder son but, en changeant ses moyens, c'est ,,1'art royal de la diplomatie". André Tardieu. Deze koninklijke kunst heeft Ibn Saoed thans volmaakt onder de knie. Zoo volmaakt zelfs, dat de toch op diplomatiek gebied doorgaans goed ingelichte Robert Lambel in de Illustration van 5 Febr. 1938 Saoedisch Arabië noemt„un Etat pygmee qui ne compte point dans la vie internationale." Wij zijn bang, dat den heer Lambel binnen niet al te langen tijd zal blijken, dat zijn kenschetsing van Saoedië in 1938 wijst op een ernstig tekort aan begrip van de macht der nieuw gevormde Islamietische staten. Wij willen dit even toelichten. Engeland, dat ter plaatse beter op de hoogte is, zond onlangs den Hertog en de Hertogin van Athlone, nauw geparenteerd aan den Engelschen Koning, als afgezanten naar I'bn Saoed. En hield niet in 1935 Ibn Saoed den zoon van sir Austen Chamberlain, die zich op Saoedisch gebied had gewaagd, 10 dagen lang gevangen, om daarmede pressie uit te oefenen op de onderhandelaars over het nieuwe Engelsch-Arabisch verdrag En moest men die bittere pil niet slikken Hoort dit gesprek van 1930 tusschen H. St. John B. Philby, den particulieren raadsman van Ibn Saoed, met Albert Londres 623

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1938 | | pagina 11