noodzakelijke selectie voor opleiding tot en overplaatsing bij een dienstvak, hetwelk zooals nog nader zal worden toegelicht aan zijn officieren zulke hooge en uiteenloopende eischen stelt. In nr. 9 van den jaargang 1931 van dit tijdschrift werd door „V." over de aanvulling van het korps intendanten reeds een uitvoerig artikel gepubliceerd. Aan de hand van een statistiek] e betreffende aantal openge stelde plaatsen, candidaten en geslaagden in de periode 1922-1931, blijkt, dat de vraag het aanbod steeds heeft overtroffen en daaruit concludeert V. zeer terecht V. gaat dan na, aan welke oorzaken de geringe animo tot den overgang naar de Intendance moet worden toegeschreven en komt eigenlijk tot de slotsom, dat de aan dezen overgang verbonden nadeelen de voordeelen overtreffen. Zijn artikel had de zeer te waardeeren bedoeling de aandacht van de betrokken hoogere instanties te vestigen op den geringen toeloop voor de Intendance-opleiding en op de maatregelen, welke getroffen zouden moéten worden, om hierin de zoozeer gewenschte verbetering te brengen. Het artikel zelf heeft echter door zijn nogal sombere schilde ring van de consequenties, verbonden aan de opleiding voor en den overgang naar de Intendance wellicht officieren, die voor nemens waren deze richting uit te gaan, daarvan weerhouden en een dergelijk gevolg van de publicatie door den schr. zeker niet gewild - is niet in het belang van de Intendance. Want het is ijdele hoop, te verlangen, dat hooger aanzien van en meer waardeering voor een dienstvak zullen voorafgaan aan betere prestaties integendeel, de Intendance zal uit eigen kracht haar prestaties dienen op te voeren, teneinde aldus te toonen, dat haar de bijzondere plaats, welke zij in de legerorganisatie wil innemen, toekomt. Aanzien en waardeering volgen dan vanzelf. Maar daarvoor is in de allereerste plaats noodig, dat de aanvul ling van het korps Intendance-officieren kwalitatief op een hoog peil staat en daarom schrikke men de jonge officieren, die deze richting uit willen, niet onnoodig af. Nu is de beoordeeling van de voor- en nadeelen, verbonden aan den overgang naar de Intendance, altijd in hooge mate afhan kelijk van persoonlijke opvattingen en al zullen we hier een eenigszins ander geluid doen hooren, wij raden nochtans allen 629 „dat onder deze omstandigheden van eenige selectie bij de toelating ^geen sprake kan zijn, m.a.w., dat het gehalte der adspirant-inten- ,'danten daardoor naar alle waarschijnlijkheid zal dalen en de aanvulling derhalve vermoedelijk niet alleen kwantitatief, doch ook „kwalitatief, in gevaar wordt gebracht."

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1938 | | pagina 17