lingen uitgebracht, welke als maatstaf dienen voor het al dan niet toekennen van de geschiktheid voor den intendance-dienst. De beoordeeling van de resultaten van het onderwijs aan de H.K.S. wordt uitgebracht door een commissie, waarvan de Direc teur van die inrichting voorzitter is en een 4-tal officieren-leeraar alsmede de burgerleeraar in de natuurwetenschappen leden zijn. iHet spreekt vanzelf, dat het oordeel van een dergelijke com missie, waarvan de leden de leerlingen gedurende drie jaren hebben geobserveerd in al hun verrichtingen op de H.K.S.terwijl het geleverde schriftelijke werk en de rapporten over de verschil lende detacheeringen worden geraadpleegd, groote waarde heeft en terecht voor het al dan niet toekennen van de geschikt heid voor den intendance-dienst van doorslaggevende betee- kenis is. Blijkens het bepaalde in A.O. 1928 nr. 11 geschiedt het toeken nen, dan wel het onthouden van deze geschiktheid, door den Legercommandant, op voordracht van den Hoofdintendant. Bij het toekennen van de geschiktheid wordt echter nog weer onderscheid gemaakt tusschen hen, die „zeer geschikt" en die „geschikt" worden geacht voor plaatsing bij de Intendance. Geschiedt de overgang naar dat dienstvak als regel in de volg orde van afstudeeren, zoo wordt daarop een uitzondering gemaakt voor hen, die met „zeer geschikt" zijn beoordeeld, aangezien deze officieren steeds den voorrang hebben boven de „geschikten", dus ook al zijn zij later van de H.K.S. afgekomen. Bij den ruimen toeloop heeft men hierin dus nog een welkom middel om de besten te laten voorgaan. Hieruit volgt tevens, dat de omstandig heid, dat reeds een vrij groot aantal officieren voor de Intendance in opleiding is, voor een gegadigde nog geen reden behoeft te zijn, om daar zelf nu maar van af te zien. Afgescheiden immers van het feit, dat er altijd nog ca. 5 jaren verloopen tusschen het moment, waarop men voor de H.K.S. begint te werken en het tijdstip, waarop men voor overgang naar de Intendance in aanmerking komt een periode, waarin heel wat gebeuren kan bestaat ook nog de mogelijkheid, om mits zelf met „zeer geschikt" beoor deeld enkele minder gelukkige voorgangers voorbij te streven. Zoowel de opleiding voor als de overgang naar en de werk kring bij de Intendance wijzen er dus op, dat de beste officieren ook de beste kansen hebben. Moge vorenstaande uiteenzetting er dan ook toe bijdragen, dat jaarlijks enkele van onze beste jonge officieren zich zullen op maken, om naar een plaats in het korps officieren van de Inten dance mede te dingen. 642

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1938 | | pagina 30