Een verslapping in de patrouillediscipline of een verwaarloozing der patrouilletechniek heeft onzen troepen in actietijd talrijke malen slachtoffers gekostniettemin treft men in elke periode van rust en orde in vrijwel elk gewest, een neiging tot verslapping aan, immers „er gebeurt toch niets." Moge een slordige patrouillegang misschien aan de aandacht van andere bevolkingsgroepen ontgaan, aan die van den scherpzinnigen Atjeher ontgaat ze zeer zeker niet. Een goed patrouillecommandant behoort verantwoordelijkheids gevoel en plichtsbesef te bezittenhet zijn hoofdzakelijk deze twee eigenschappen, welke bij de opleiding voor zijn taak als patrouillecommandant behooren te worden bijgebracht of ver hoogd, en voortdurend te worden gecontroleerd. Heeft een pa trouillecommandant in vredestijd als gevolg van onvoldoende voor- zorgs- of veiligheidsmaatregelen bij het doorwaden van rivieren of bij het doorschrijden van moeilijk begaanbare terreingedeelten, dooden of gewonden te betreuren, dan is het vaak niet eenvoudig om het vertrouwen van den troep in dien commandant te doen herwinnen. Hoe zal het dan wel gesteld zijn met het vertrouwen in een commandant in actietijd, indien door verwaar loozing van de veiligheids- en voorzorgsmaatregelen, een bloedig échec wordt geleden. De Atjeher weet precies, welken patrouille- commandant hij in actietijd moet uitpikken om succes te behalen, aangezien de wijze van patrouilleeren van eiken commandant reeds in vredestijd aandachtig door hem wordt gade geslagen. Zijn uit de krijgsgeschiedenis van den patrouilleactietijd voor beelden te over, waarbij is aan te toonen, dat schier elk denkbaar geval van slordigen patrouillegang min of meer werd gestraft, ook van zeer recenten datum zouden dergelijke voorbeelden kunnen worden aangehaald. Tijdens den patrouilleactietijd was de opleiding van jonge officieren op Atjeh in handen van patrouillecommandanten van naam, die hen onder hun directe controle reeds dadelijk een opleiding heten genieten in het terrein van actie. Beter kon het dus niet. Van elk, na den patrouilleactietijd, oplaaiend verzet op Atjeh, werd dan ook gebruik gemaakt om het actieterrein tevens te benutten als opleidingsschool voor een patrouillecursus (Ba- kongan 1925-1927, Lam-Ie 1924-1929). Toen na 1927 de ervaren patrouilleinstructeurs uit Atjeh waren verdwenen, beschikte men in het gewest (voornamelijk bij de maréchaussée divisies) echter nog over onderofficieren en min deren, die jaren achtereen bij het Korps Maréchaussée hadden gediend en nog over krijgs- en rimboe-ervaring beschikten. Van deze militairen kon de jonge officier veel practische kennis opsteken, maar langzamerhand begon deze oude garde bij de detachementen ook al sterk te slinken. Door den toenma- ligen Militair Commandant van A. en O. en S.O.K. werd daarom 663

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1938 | | pagina 51