punten, betrekking hebbende op handelingen in verzetsgebied en op den patrouillegang in het algemeen, terwijl een stipte opvolging van andere punten voor het gewest Atjeh niet wel mogelijk werd geacht. Enkele der belangrijkste meeningsverschillen en andere opvattingen t.a.v. de uitvoering der patrouilletechniek mogen hieronder worden genoemd a. Bij enkele detachementen der infanterie was het verboden om 's nachts met geladen karabijnen te loopen, terwijl op patrouille eveneens met ongeladen karabijnen werd gebivakkeerd. Alleen de schildwachten hadden de magazijnen van hunne karabijnen gevuld. De maréchaussée's daarentegen hadden hun karabijnen te allen tijde geladen. b. Bij het eene detachement liepen de Inlandsche veroordeel den tijdens patrouille onder alle omstandigheden met, bij het andere detachement onder alle omstandigheden zónder dekking, terwijl ze elders slechts onder bepaalde omstandigheden (indien geen aanraking met den vijand was te verwachten) zonder dekking hepen. c. De eene patrouille beveiligde zich 's nachts in bivak d.m.v. posten zonder wacht, de andere patrouille door posten en een wacht. d. Hier sliep de officier patrouillecommandant in het patrouille bivak midden tusschen de manschappen, daar had hij zijn eigen officierstent nabij de wacht. e. Ter Noordkust werd elke woning steeds aan twee aangren zende zijden omsingeld, ter Westkust steeds aan vier zijden, enz. Omstreekt 1932 vaardigde de G.M.C., wien deze verschillen in opvatting betreffende de patrouilletechniek niet waren ontgaan, een patrouilleorder uit, welke later in gewijzigden vorm werd opgenomen in den bundel „commandementsorders van blijvenden aard". Het uitvaardigen van deze beknopte patrouilleorder had ten doel 1. Het bestaande V.P.T.L. in zijn leemten aan te vullen met voor de Atjehsche practijk meer gangbare, principieele hande lingen in verzetsgebied en in gebied, waar verzet niet geheel is uitgesloten. 2. Een einde te maken aan de vele misvattingen, ontstaan door een verkeerde interpretatie van enkele punten uit het V.P.T.L. Toch bleven t.a.v. de detailuitvoering van het patrouilleloopen nog belangrijke meeningsverschillen en opvattingen bestaan bij de jongere officieren, die hun licht niet meer konden opsteken bij de ouderen met krijgservaring. Men theoretiseerde zelf en paste zijn ideeën toe in de practijk, met het gevolg, dat bijna elk troepencommando er een eigen methode van patrouillee ren op na hield. Men publiceerde zijn zienswijzen, welke in de practijk, zoowel in het gewest Atjeh als daarbuiten, met succes 665

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1938 | | pagina 53