troepenoefeningen, waardoor het op den duur geestdoodende van
den patrouillegang aangenaam en leerzaam wordt onderbroken.
De tactische opzet dezer oefeningen behoort uiteraard logisch
te zijn en zooveel mogelijk de werkelijkheid nabij te komen
terwijl het oefenschema eveneens den G.M.C. ter goedkeuring
wordt aangeboden. Enkele handelingen in verzetsgebied (zie ad b
1 t/m 15) kunnen gedurende deze meerdaagsche patrouilles inten
siever en der werkelijkheid meer getrouw worden beoefend dan
in de onmiddellijke omgeving van het garnizoen.
Ten einde den jongen officier de moeilijkheden van den krijg
tegen een verzetspartij in het binnenland beter te kunnen doen
beoordeelen, late de leider der oefeningen bij het treffen met den
vijand, ook gefingeerde gewonden vallen bij de eigen partij en
geve opdracht om deze gewonden daadwerkelijk door het zware
terrein mee te voeren met de primitieve hulpmiddelen, waarover
de patrouille beschikt. Het bekende gebruikelijk bij oefenin
gen op Java, kan hier gevoeglijk achterwege blijven. De leider
dezer oefeningen wijde niet uitsluitend zijn aandacht aan de juiste
tactische uitvoering, doch ook aan de juiste technische uitvoering
van het begin tot het einde der meerdaagsche oefening, geheel
overeenkomstig de werkelijkheid. De uitvoering kan in haar
vollen omvang tijdens den geheelen patrouillegang worden
beoefend. Enkele dezer technische handelingen mogen worden
genoemd
1. Het vlug opzetten van boschbivaks zoowel overdag als bij
duister in alle soorten terreinen (bosch, moeras, berghellingen,
smalle bergruggen). Men late den jongen officier tijdens het
bouwen van het bivak niet ledig toekijken naar het voor hem
nog interessante schouwspel, doch late hem zijn vaardigheid in
het hanteeren van de klewang verhoogen, door hiermede zelf te
beproeven boomen en takken om te hakken zonder zich daarbij
te verwonden. Wilde pisangstammen in de buurt van het bivak
zijn eveneens uitstekend materiaal voor eigen oefening in handig
houwen met de klewang.
2. Het bivakkeeren onder den blooten hemel wegens gebrek
aan bouwmateriaal of aan grondoppervlak (op blangterrein of
in karanggebergte)
3. Het onderhouden van een strenge marschdiscipline (zwijg
zaam patrouilleeren, den geheelen dag met getrokken klewang
loopen, waaraan de jonge officier zich ook moet wennen, het zich
geruischloos in het terrein bewegen enz.). De neiging van den
patrouillecommandant, ongewapend dan wel met opgestoken
klewang en slechts voorzien van een rotan of wandelstok te loopen,
moet streng worden tegen gegaan.
4. Naehtmarschen in bewoonde en onbewoonde oorden zonder
gebruikmakng van flashlights.
669