Er is helaas hier en daar een neiging te onderkennen om de studie van het Maleische karakterschrift te verwaarloozen onder het motief dat de bevolking tegenwoordig overal gebruik van het Latijnsche schrift maakt. De praktijk in dit gewest zoowel voor den troepenofficier als den met een bestuurs functie belasten officier wijst het tegendeel uit. De controle op de studie van het Maleische karakterschrift kan bijv. plaats vinden door bii V.P.T.L. oefeningen veelvuldig berichten in dat schrift op te stellen, en als eisch te stellen dat deze door den betrokken patrouillecommandant moeten kunnen worden gelezen. 10. De namen, de geschiedenis en de familieverhoudingen der laatste nog rondzwervende uitgewekenen. Men leest zeer vaak een zekere verwondering op de gezichten der jonge officieren, als zij vernemen, dat de sterkte van een patrouille, zelfs die onder hevel van een kapitein, niet meer dan twee en bij hooge uitzondering drie brigades telt. Op de bijzondere beteekenis van een „gemengde brigade in de buitengewesten uit een historisch en militair oogpunt moet dan worden gewezen. De organisatie van deze kleinste tactische eenheid, waarmee „buiten wordt geageerd, dateert uit den tijd der patrouilleactie van het korps maréchaussée. De infanterie ageerde in dien tijd nog met bataljons, compagnieën, pelotons en secties, terwijl de marechausee overdag zoowel als 's nachts slechts met brigades optrad, zij het ook dat voor de zeer groote acties het geheele korps werd ingezet. Na de Pidië-expeditie (1898) was de commandant der le divisie Mar., de kapitein G. C. E. van Daalen, de eerste aanvoerder, me de methode aangaf en zelf het eerst volgde om den vijand met enkele brigades tot diep in zijn schuilhoeken van het binnen land te achtervolgen en afbreuk te doen. Een dergelijke stout moedige actie was in die dagen ongehoord en al spoedig was Gene raal Van Heutsz een groot voorstander van deze methode Aanvankelijk werd ze uitsluitend door de maréchaussée gevolgd en eerst later door de infanterie, waarvan de kleinste eenheid, de groep, in sterkte ongeveer overeenkwam met een brigade maréchaussée. De groep was echter in tegenstelling met de brigade maréchaussée niet geformeerd uit gemengde landaarden. Thans bestaat de formatie eener brigade uit maximum 20 karabijndra- genden inclusief den brigadecommandant, den reserve brigade commandant en den korporaal, terwijl de verhouding van het aantal Amboineezen tot dat der Javanen in de brigade 1 op bedraagt. De innerlijke samenstelling van een brigade is een willekeurige „II faut bien étaler son tabac" zegt een Fransch spreekwoord. De kracht eener brigade schuilt minder in het aantal karabijnen dan wel in de militaire eigenschappen van hen, die de karabijnen hanteeren. 673

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1938 | | pagina 61