8. UIT DE PERS.
In het Utrechtsche Dagblad van 14 Mei 1938 publiceerde Vice-
Admiraal b.d. Mr. J. C. Jager m.b.t. de defensie van Ned.-Indië
het volgende
688
STERKE OFFENSIEVE LUCHTMACHT VOOR BEVEILIGING VAN
INDIË NOODZAKELIJK.
Landbommenwerpers zullen in samenwerking met een vloot van klein
materieel en een leger, zooals dit thans is uitgerust,
uitstekende diensten kunnen verrichten.
UITBREIDING LUCHTVLOOT VOOROP.
Het ligt welhaast voor de hand, dat in een tijd als deze, nu de
defensie in het centrum der belangstelling staat en terwille van een
goede verdediging van het Koninkrijk de koorden van de beurs wijd
worden geopend, getracht wordt binnen te halen, wat voor een bepaal
den tak van de weermacht, welks belang men bovenal voorstaat,
mogelijkerwijs te verkrijgen valt. Men moet het ijzer smeden als het
heet is.
In dat licht zal men dan ook de desiderata van de Koninklijke Ver-
eeniging Onze Vloot, die onlangs gepubliceerd werden, moeten zien
en de onvermoeide pogingen van die zijde gedaan, om tot versterking
van onze defensie te geraken, verdienen op zich zelf alle waardeering.
Begrijpelijk is het ook, dat een Vereeniging, die bovenal de grootheid
van de zeemacht voorstaat, hoofdzakelijk voor dat deel van onze weer
macht haar krachten inspant, omdat zij de verdediging van Neder-
landsch-Indië voornamelijk als een maritiem vraagstuk wil zien, en
dat zij thans tracht talrijke millioenen voor de vloot te doen besteden.
Het idee van een vlootleening van 250.000.000 gulden tegen een lagere
rente dan de thans gangbare, om deze leening alzoo het karakter van
een offer te geven werd door haar onlangs gepropageerd, adhaesie-
betuigingen, voorloopig slechts in den vorm van visitekaartjes, wer
den ingewacht en nu dit plan aan de aandacht van het Nederlandsche
Volk is onderworpen, loont het zeker de moeite eens na te gaan,
waarvoor dat enorme bedrag zou moeten dienen. Dit is ook daarom
gewenscht, omdat de raadgevingen van Onze Vloot, naar de redactie
mededeelde, in de Volksvertegenwoordiging van tijd tot tijd geciteerd
worden.
In het orgaan der vereeniging van Maart van dit jaar werd, onder
aansprakelijkheid van de commissie van redactie, uiteengezet, dat de
minimum-sterkte van de Koninklijke Marine zou moeten zijnzes
kruisers, twee flottieljeleiders, vier en twintig jagers, twee en dertig
onderzeebooten, tweehonderd groote en honderd kleine zeevliegtuigen.
Practisch komt dit er dus op neer, dat de gevechtswaarde van de vloot
ongeveer verdubbeld wordt, maar met dit verblijdend verschijnsel,
dat nu het accent veel meer op het luchtwapen gelegd is. Eindelijk