693
Beobachtungstellen blind macht, musz es die Artillerie tun", leest men
uitlatingen, welke aangeven dat verneveling niet ten voordeele van pant
serkrachten werkt.
S. is van oordeel dat nevel voor vewn. ongunstig is, uitgezonderd voor het
innemen van de uitgangsopstelling, terwijl uit den aard der zaak plaatselijk
innevelen van pag. gunstig kan zijn.
Centrale leiding van pag. door c i e. c dt. of verdeeling
der si en. over de b at n.?
Men hoort zoo vaak „Li. en re. voorbat. elk 1 sie.pag. rest bij reg.
reserve", zegt een onbekende S. in D.W. 1938, Heft 17, zulks is evenwel
niet juist, daar pag. moet worden opgesteld, waar vew.aanvallen mogelijk
zijn. Gedurende den opmarsch veranderen die mogelijkheden telkens en
zou dus steeds een nieuwe indeeling moeten volgen, dus telkens ontnemen
en weer toevoegen aan voorbatn. 'Deze werkwijze is niet juistde pag.-
cie.cdt. moet zijn cie. steeds zoodanig groepeeren, dat deze zich aanpast
aan de mogelijkheden, welke het terrein m.b.t. pantseraanvallen biedt.
Daarvoor moet de cie. onder zijn co. blijven en moet hij over verkenners
beschikken, die hem tijdig aanvullende gegevens omtrent het terrein ver
schaffen. Alleen dan is verzekerd, dat het pag. steeds op die plaats zal
zijn, waar gevaar is te duchten. Ook bij de verdediging wordt een over
eenkomstige gezagsverhouding gewenscht, „da nur ein Mann, und das
ist der Kompaniechef der Infanteriepantzerabwehrkompanie, zusammen mit
dem Pionier für Panzersicherheit des Regimentsabschnittes verantwortlich
gemacht werden kann".
In algemeenen zin kunnen wij met vorenvermelde denkbeelden instemmen,
al vinden wij het motief, vermeld bij de verdediging, niet overtuigend.
Toch zal het ook n.o.m. aanbeveling verdienen om een afd.pag. welke bijv.
in een bat.vak een afgeronde opdracht heeft, onder bevel te houden van
den pag.cie.cdt., want breekt ter plaatse een pantseraanval los, dan zal
het deze cie.cdt. zijn, die met het in reserve staande pag., in samenwerking
met het pag. dat in stelling staat, tegen dezen aanval zal moeten optreden.
Om een goede uitvoering te verzekeren zal het gewenscht zijn, dat het in
stelling staande pag. steeds onder de bevelen is gesteld van den pag.cie.cdt.
Infanterie en pantsertroepen.
Mj. Doege geeft in M.W. April '38, Nr. 44 zijn zienswijze over bovenstaand
onderwerp weer. S. wijst er op, dat het nut van pantserkrachten niet zoozeer
moet worden gezocht in de eigenschap „snelheid", „sondem in der stets
aufs neue möglichen taktischen Gewinning der Beweglichkeit durch den
Angriff". Echter is na den wereldoorlog de verhouding tusschen vewn. en
pag. ten nadeele van eerstgenoemd wapen gewijzigd.
In Fr. heeft dit er toe geleid het vij.pag. door het optreden van vooruit
geschoven vewn. te dwingen, zich bloot te geven om deze wapens vóór
den „eigentlichen Generaiangriff" door art. en zware inf.wapens tot zwijgen
te brengen. De eigenlijke aanval begint dan met het voorw. gaan der inf.,
welk wapen in een later stadium door de (begeleidende) vewn. wordt
gepasseerd.
In E. zijn de opvattingen nog onzeker. Het voorl. gv. voorschrift verbindt
de pantserkrachten niet nauw aan de inf. Laatstgenoemd wapen moet zijn
medewerking tijdig aanpassen aan de werkzaamheid der vewn. Het gebruik
van beide wapens voert tot hetzelfde doel, doch de snelheid van de vewn.
laat een nauw samengaan met de inf. niet toe. Het D. voorschrift neemt
ongeveer hetzelfde standpunt in.
Tegen het Fr. systeem heeft S. v.w.b. de eerste „golf" vewn. de volgende
bezwaren le. Al gelukt het de voorste deelen van het vij.pag. te dwingen
zich bloot te geven, zoodat dit ten offer valt aan de eigen art., zoo zal dit