694
niet het geval zijn met achterw. opgesteld pag. 2e. De voorste golf vewn.
bemoeilijkt den aanval van de volgende inf., daar deze mede verliezen lijdt
van het op die vewn. gerichte vuur en bovendien in het gebruik van eigen
wapens wordt gehinderd.
Ook de methode van „begeleidende" vewn. kan niet juist zijn. Dergelijke
langzaam zich verplaatsende vewn. ook al worden zij in massa ingezet
zullen zeker ten offer aan den afweer vallen.
S. gevoelt het meest voor de volgende methode, waarbij alleen tactische
samenwerking met de inf. bestaatmassa-inzet van zelfstandige pantser-
verbanden, welke de aanvallende inf. passeeren, zonder nauwe samenwerking,
doch met hetzelfde tactische doel, nl. om een doorbraak in het zwaartepunt
te bewerken. Het is hierbij niet noodzakelijk dat aan samenwerkende inf.
en vewn. hetzelfde aanvalsterrein wordt aangewezen. De aanvallende vewn.
kunnen door nevenaideelingen heenbreken. Bij deze methode wordt de
snelheid der vewn. uitgebuit. Toch ziet S. een ernstig bezwaar in het pas
seeren der eigen inf., hetgeen voor laatstgenoemd wapen lang niet zonder
gevaar is.
Ten slotte behandelt S. nog de wijze waarop volgens hem de vaak
aanbevolen nauwe samenwerking moet worden uitgevoerd. In dit gedeelte
lezen wij geen nieuwe gezichtspunten. Geëischt wordt een snelle zeer goed
wendbare vew., die „durch begrenzte Vorstösze auf die einzelnen Vertei-
digungsanlagen des Feindes den Zügen und Gruppen die Wegnahme
ermöglieht". Bewapening een stuk geschut voor het bestrijden van gedekte
doelen, alsmede pantserafweergeschut z.m. tevens een mitr. pantsering
minstens 25 mm gew. niet meer dan 18 t.
d. V.
Infanterie.
De ontwikkeling der inf. sedert 1914.
Een gedegen artikel in Militdrwiss. Rundschau nr. 3, bewerkt door de 7e
afd. van den D. gnl. st. (Die Entwicklung der deutschen Infanterie im
Weltkrieg 19141918) behandelt de gedurende den oorlog bij de D. inf.
opgetreden veranderingen in bewapening, organisatie en optreden, om te
besluiten met een samenvatting, waarin een korte conclusie t.a.v. de toekomst
is opgenomen. Achtereenvolgens worden besproken de bewapening en het
optreden der inf. vóór en bij den aanvang van den oorlog, de invloed van
den stellingoorlog, van het gebruik van nieuwe middelen en de afwijkingen
op andere fronten dan dat in N. Frankrijk. Uit de samenvatting halen
wij aan
Reeds in 1914, vóór het vastloopen der fronten, bleek de opvatting der
D. legerleiding, dat de strijd door het inf.vu. zou worden beslist (zij het dan
ook met steun der art.), een dwaling te zijn. De beslissing kon slechts
worden gebracht door de samenwerking van alle wapens, voornamelijk
de inf. en de art., waarbij, zoodra de stellingoorlog ontstond, laatstgenoemd
wapen in beteekenis steeg. Dit was vooral het geval bij den aanvalde
verdediging kon men in hoofdzaak bewerkstelligen met gw. en mitr.vu.,
doch een stelling stormrijp schieten kon men daarmee niet. Vandaar dat
de vdd. in hoofdzaak inf. werk bleef, met ondersteuning door art.vu., doch
dat bij den av. een voorbereiding door vu. eener overmachtige art. onaf
wijsbare eisch werd. Dit laatste ontketende den strijd tusschen de art. en
de mitrn., welke tot aan het einde van den oorlog voortduurde een groote
vermeerdering van het aantal aut.vlakbaanvuurwapenen bij de inf. was er
een van de verschijnselen van. Naast deze afweerwapenen vermeerderde
ook het aantal aanvalswapenen (kromb.vu.wapenen) ten einde de art. in
den strijd tegen de verdedigende vlakb.vu.wapenen bij te staan of haar
vu. z.n. te vervangen. Langzamerhand ging de hoofdvuurkracht der inf. in
deze speciale wapens over en ontstonden de 'begrippen vuurkracht en
stootkracht, welke laatste zetelde in de gw.dragenden, wier taak meer en